Biekorf. Jaargang 26
(1920)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 97]
| |
[Nummer 5] | |
Sint GuthagoOnder den reusachtigen toten van Oostkerke, boven de ingangdeur der kerk, prijkt het opschrift: Oostkerke Sint-Guthago. Die naam herinnert ons aan een man, uit Ierland herkomstig, waarschijnlijk van koninklijken bloede, die, tijdens de 7e of 8e eeuw, naar Vlaanderen reisde en, te Oostkerke begraven, later onder de Heiligen gerekend werd. Twee gezellen, Guillo en Guidulph, waren samen met hem bij 't Noordzeestrand aangelandGa naar voetnoot(1). | |
[pagina 98]
| |
Legendarisch zijn de inlichtingen die met zijnen oorsprong, zijne aankomst en zijne werking, in onze streken, in verband staan; enkel, tijdens de 12e eeuw wordt hij door de geschiedenisbronnen in 't daglicht gesteld. Eerst geven we het legendarisch deel van Guthago's leven op, naar de schrijvers die het verhaalden. Molanus schrijft: Te Oosterke, een dorp in Vlaanderen, vereert men Sint Guthago, belijder, koning van Schotland, bedevarende voor Christus. Hij stierf er in de vrede des Heeren. Naar de oude overlevering die op hem betrekking heeft, denkt men dat hij binst zijn leven de koninklijke weerdigheid bəkleedde: doch, al wat aardsch is, ijdel achtende, reisde hij naar Vlaanderen. Aan de boorden der zee, nabij Knocke, bracht hij eenigen tijd zijn leven heilig over en werd door de geestelijken en leeken langs den westkant van 't kerkhof te Oostkerke begraven. Daar God door hem menigvuldige mirakelen uitwrocht, werd zijn lichaam, tot meerdere eerbewijzing, nevens de kerk ter aarde besteld en een kapel boven het graf gebouwd, waar nu de kerktoren staatGa naar voetnoot(1). Molanus putte dit legendarisch verhaal aan de kerkgetijden van St Guthago die de parochiepriesters van Oostkerke eertijds ten chore zongen. Sanderus schreef het letterlijk na. Enkel vermeldt hij dat de heilige de zoon was van een Schotschen koning, en elders, een afstammeling der koninklijke familie van Schotland, dus niet koning van Schotland zooals Molanus verzekertGa naar voetnoot(2). | |
[pagina 99]
| |
Bij Willot lezen wij: op 3 Juli, te Oostkerke, dorp van Vlaanderen, tusschen Brugge en Sluus, viert men de gedachtenis van Sint Guthago, belijder, koning van Schotland of ten minste van koninklijken bloede; hij zegde vaarwel aan de genoegten van het koningdom en had liever als onbekende bedevaarder hier en daar naar de heilige plaatsen te reizen. Hij stierf in een dorp, Knocke bij name, en werd begraven te Oostkerke. Hij heeft verscheidene mirakelen gedaanGa naar voetnoot(1). Een vierde schrijver in de Acta Sanctorum aangehaald, handelende over de heilige Ieren die België ter zaligmaking en ter eere strekten, drukte zich volgenderwijze uit: Guthago, koning der Scotten van Ierland, door vurige begeerte tot het eeuwig leven ontvlamd, zegde vaarwel aan het koningdom, en samen met twee gezellen, Gillo en Gildulph, verliet zijn land om als eremijt en bedevaarder zijn leven over te brengen. Hij verbleef langen tijd in 't bisdom van Doornijk waar hij zeer heilig stierf en mirakelen verrichtte. Zijn lichaam werd naar Oostkerke bij Brugge overgebracht waarde volksscharen het met grooten eerbied vereerenGa naar voetnoot(2). De feestdag van den zaligen koning eremijt valt op 3 Juli. Wij vernemen hier dus dat koning Guthago een Scot of Ierlander was en met twee gezellen, Gillo en Gildulph, naar onze streken afreisde. Deze laatste schrijver, gissen wij, komt de waarheid naast bij. Guthago was niet uit Schotland maar uit Ierland afkomstig. Immers de naam Scotia begon slechts het huidige Schotland aan te wijzen omtrent de 12e en 13e eeuw, | |
[pagina 100]
| |
dewijl het heilig en geleerd Scotia bij de oude schrijvers Ierland wasGa naar voetnoot(1): zoo noemt de bekende geschiedschrijver Beda, die tijdens de 7e eeuw leefde, Ierland het land der ScottenGa naar voetnoot(2). Ierland was door Sint Patrik (377-460) tot het christen geloof bekeerd. Zoo vurig leefde de ierlandsche Christenheid dat ze weldra verdiende met den naam Eiland der Heiligen gedoopt te worden. Voor wat kloosterlijke volmaaktheid en uitstekende geleerdheid aangaat, de ierlandsche monniken waren door de kloosterlingen van andere oorden niet overtroffenGa naar voetnoot(3). Naar 't voorbeeld van Sint Patrik en zijne volgelingen vatten de Scotsche monniken edelmoedig het ambt van geloofsbode aan en zonden over gansch Europa zwermen zendelingen. Van af de 6e tot de 9e eeuw verlieten eene menigte ierlandsche uitwijkelingen hun geboorteland en reisden naar Frankrijk, Duitschland, België en andere streken van het vasteland. Het waren bisschoppen, monniken, priesters, geloofsboden, leeke leermeesters, bedevaarders, lieden die tot alle maatschappelijke standen behoordenGa naar voetnoot(4). | |
[pagina 101]
| |
Bij de schrijvers van dit tijdstip dragen zij den naam van Scotten, ScottiGa naar voetnoot(1). De reis die zij manmoedig ondernamen, aanzagen ze als eene bedevaart, eenen zaligmakenden tocht uit liefde tot God, - uit naam van God, - uit liefde voor Christus aangegaan, - als een middel om het hemelsch vaderland te bereiken, om het eeuwig erfdeel te winnen. Zoo luidt het in de bewaarde levensberichten der uitwijkende ScottenGa naar voetnoot(2). Zulkdanig zal wel de drijfveer geweest zijn die Guthago aanspoorde om zijn vaderland te verlaten en bedevaarder voor Christus te worden. Zijn heilig leven en zijn zalig afsterven spreken daar borge voor. De bedevaart die hij ondernam weze niet verstaan naar den zin dien wij er heden aan hechten. De uitwijkende Scotten zegden vrijwillig vaarwel aan hun geboortegrond; zij verbonden zich door eene min of meer uitdrukkelijke gelofte, zelfs reeds in hunne jeugd gedaan, om als balling te leven, soms als geloofsbode, meestal voor gansch hun levensloopGa naar voetnoot(3). Was Guthago priester, monnik, geloofsbode? Echte bewijzen om het te staven, kunnen wij niet aanbrengen. De geschiedschrijvers van onzen tijd stellen hem als geloofsbode voor: volgens hen zou hij tijdens de 7e eeuw, de heilige Evangeliemare te Oostkerke verkondigd hebbenGa naar voetnoot(4). De | |
[pagina 102]
| |
oudere geschiedschrijvers, die wij hooger aanhaalden, reppen niet een woord van zijne priesterlijke of kloosterlijke weerdigheid, ook niet van zijne werking als geloofsbode. Zij stellen hem enkel voor als een spruit van koninklijken bloede, uit liefde voor Christus bedevarende en als eremijt levende. De meening, die Guthago als een man van koninklijke afkomst voorstelt, heeft de eeuwen doorleefd. Op een autaarstuk der kerk van Oostkerke, tijdens de 7e eeuw verveerdigd, waar de drie noodpatronen der parochie, de HH. Guthago, Quintinus en Blasius afgebeeld staan, is de heilige in koninklijk gewaad gedost en zijn beeld, ter kerk uitgesteld, vertoont hem als koningGa naar voetnoot(1). Gaan wij over tot de echte geschiedenisbronnen die ons nopens Guthago's vereering te Oostkerke inlichten. Ten jare 1159, op 3 Juli, Gerard, bisschop van Doornijk, in 't bijwezen der abdijoversten van Ter Dunen, Oudenburg en Ten Eeckhoutte, ontgraafde het lijk van den monnik en legde het in eenen fierterGa naar voetnoot(2). Die plechtigheid, naar de gebruiken van dien tijd, bewrocht de heiligverklaring van Guthago. Voortaan genoten de heilige en zijne stoffelijke overblijfselen de vereering van het christen volkGa naar voetnoot(3). Op | |
[pagina 103]
| |
welke wijze die vereering voor alstoen zich lucht gaf, bleef ons onbekend. Werd dan de ommegank naar den fierter ingesteld? Verveerdigde zoohaast de geestelijke overheid het officie van St Guthago ten dienste der parochiepriesters? Intusschen de eeredienst van den heilige bleef in stand. Ook waakte het christen volk over de kostbare rijve, toen roof of vernieling, tijdens oorlogsberoerten, haar bedreigde. Op 't einde der 13e eeuw, om welke reden vermochten we uit de gebeurtenissen van dit tijdstip niet op te sporen, was de schat ter versterkte stede van Damme overgedragen geweest. Op 23 pietmaand 1401 werd bij in plechtigen stoet onder het geleide van den deken der Christenheid teruggehaald. Meer zal het wel voorgevallen zijn, denken wij, dat hij naar het bemuurde Damme overgebracht werdGa naar voetnoot(1).
***
Op 1 October 1444, greep er te Oostkerke, ter eere van den zaligen Guthago eene aandoenlijke plechtigheid plaats. Zijne Hoogw. Niclaas Maes, bisschop van Sarepta in heidenisse, hulpbisschop van Doornijk, wijdde er het nieuw hoogaltaar ter eere van Sint-Guthago en onderzocht zijne H. Relikwien. In den fierter vond hij het bewaarde getuigschrift dat de kerkvoogd Gerard, ten jare 1159, nevens het gebeente had neêrgelegd. De hulpbisschop reisde naar Oostkerke op aanvraag van Joost Perdieu, deken der Christenheid van Brugge, de parochieherders Johan de Braband en Joris Ballinc, de kerkmeesters Willem Malin, | |
[pagina 104]
| |
Jan Houcelin, Laureyns Beyts, Pieter Valke en Niclaas van DudzeleGa naar voetnoot(1). Om die beide hooger vermelde plechtigheden te herdenken, wordt heden nog St Guthago op 1 Juli en 3 October ter kerke van Oostkerke als tweede patroon gevierd.
***
Molanus verhaalt dat de fierter van den ierschen heilige bachten een traliewerk in eene opening van den muur der kerk, uitgesteld was. Dusdanige uitstelling, die de schrijver min betamelijk noemt, kwam, tijdens de middeleeuwen, dikwerf in onze kerken voorGa naar voetnoot(2). Rijve en ingeslotene relikwien zijn sedert lang verdwenen. Wij vermoeden dat tijdens de godsdienstberoerten die, in den loop der 16e eeuw, te Brugge en in de omstreken woedden, - ook nog, toen later de legerbenden van Maurits van Nassauwen onze streken afliepen, - de kerk van Oostkerke door geusche beeldverbrekers en soldaten bestormd werd en ten grooten deele vernieldGa naar voetnoot(3). Ons dunkt, het te mogen besluiten uit een schrijven van Deken Jan Jennyns, die ten jare 1639 de kerk bezocht. We lezen in het verslag over dit kerk bezoek: ‘langen tijd lag de tempel gansch bouwvallig. Eene enkele kapel werd | |
[pagina 105]
| |
aan den zuidkant opgemaakt, waarbij een armoedige beuk, te klein om de geloovigen te bevatten, die zich tot aan den toren uitstrekte... Het dak van den zuidbeuk waar men heden den kerkdienst verricht, alsook de daken van den midden- en noordbeuk lagen open’Ga naar voetnoot(1). Uit eene andere bron vernemen wij dat die zuidbeuk, ten jare, 1612, de volstrekt noodzakelijke herstelling ontving om er den kerkdienst te plegen. Op 15 September 1613 wijdde Z. Hoogw. Chs Phil. De Rodoan, bisschop van Brugge, de herstelde kerkGa naar voetnoot(2). Anderzijds weten we dat een protestantsch minister, in 1583 en 1584, te Oostkerke zijn verblijf hield en er eene afgevallene gemeente gesticht had. Ware het roekeloos te vermoeden dat fierter en gebeente binst het noodlottig tijdstip der 16e eeuw, geweldigerhand uit hunne schuilplaats gerukt, onteerd en teenemaal vernield werdenGa naar voetnoot(3) Ten jare 1512 was de rijve nog in wezen, dewijl Zijne Hoogw. Baldwijn Villain, hulpbisschop van Doornijk, binst den ommegank de kerk bezocht en van een talrijken stoet omgeven, het kerkwettig onderzoek van St Guthago's ge-beente | |
[pagina 106]
| |
volbrachtGa naar voetnoot(1). Over den fierter is er nog sprake in een post der dischrekening van 1535, waar we vernemen dat de schat die binst den ommegankoctaaf ter kerk uitgesteld was, plechtig naar zijne gewone rustplaats teruggedragen werdGa naar voetnoot(2).
***
Benevens het gebeente van St Guthago, dat in de rijve berustte, was de kerk in bezit van eene kleine relikwie bestemd om de geloovigen te zegenen. De voornoemde Deken teekende het in zijn verslag aan: ‘Hier zijn bewaard de relikwien van St Quintin, den kerkpatroon, en van St Guthago, zoo de brieven en het opschrift betuigen. Uit de overlevering der oudere parochianen vernemen we dat hier, door de tusschenkomst van St Guthago, wonderbare feiten en mirakelen geschiedden’Ga naar voetnoot(3). Die relikwien zijn in één en hetzelfde kristalen vat, van zilveren uiteinden voorzien, ingelascht. Hunne echtheid blijkt uit het geteekend en bezegeld getuigschrift dat in het kasken ingesloten is. Ze werden er in neêrgelegd door Z. Hoogw. de Rodoan, bisschop van Brugge, op 15 September 1613. In het getuigschrift verklaart Z. Hoogw. dat hij, om het gebeente van St Guthago te vervangen dat ten | |
[pagina 107]
| |
gevolge der razernij der beeldstormers te kwiste ging, aan de kerk een tand van den heilige geschonken heeft; dien schat had hij in de relikwiekas van St Salvatorskerk ontdektGa naar voetnoot(1). *** Nopens de vereering van St Guthago bevatten de oorkonden geringe inlichtingen. De kerkrekening van 1501-2 vermeldt dat, benevens de Hoogdagen, vier voorname feesten ter kerk gevierd waren: op de eerste plaats komt St Guthago's dagGa naar voetnoot(2). Nog tijdens de 16e eeuw was de kerk van Oostkerke bediend door twee pastors en drie kapelanen, waarvan een het ambt van koster waarnam. Zij verrichtten samen den choordienst; op de misdagen en zaterdagen zongen zij de vespers, - op de hooge feestdagen ook de mettenGa naar voetnoot(3). Het valt niet te betwijfelen dat de kerkelijke getijden van St Guthago dan ook gezongen werden. In elke jaarrekening staat Oostkerke-ommegank herinnerd; doch, we denken dat die plechtigheid ter eere van St Quintin, den kerkpatroon ingesteld was. Binst dien ommegank greep metéén de toeloop naar St Guthago plaats, dewijl zijne rijve ter kerke uitstond. Wellicht ten gevolge der godsdienstberoerten der 16e eeuw, verslapte de eeredienst door het christen volk aan | |
[pagina 108]
| |
St Guthago gejond. In 't begin der 18e eeuw verving het gewoon officie, ter eere van den H. Belijder gebeden, 's heiligen eigene getijden en de verplichting van op Sint Guthago's feestdag mis te hooren, bestond niet meerGa naar voetnoot(1). Nog vierde men den heilige op 3 Juli en zijne H. Relikwie stond ter vereering uitgesteld. De feestviering op 1 October was verzuimd en de wonderen door zijne voorspraak verworven werden onder het volk nooit meer vermeld.
***
Over de twee gezellen, Guillo en Guidolph die, luidens de volksoverlevering, met Guthago aan 't Noordzeestrand landden, vernemen we uit de oorkonden bijna niets. Ghillo, zoo schrijft Molanus, wellicht uit de lessen van St Guthago's kerkofficie puttende, leefde binst dezes leven met den heilige in nauwe vriendschap. Na Guthago's afsterven, bleef Ghillo te Oostkerke. Toen deze verscheiden was, geschiedden er ook door zijne voorspraak mirakelen. Tijdens het herdersschap te Oostkerke van Gregorius, die later de Predikheerenorde intrad en heilig leefde, genas door voorspraak van Ghillo de verdorde hand van iemand die hem om genade smeekte. Gregorius zelf toekende die genezing aanGa naar voetnoot(2). Guidolph's leven en afscheiden bleven onbekend. Terwijl zijn gezel het graf van zijn zaligen vriend bewaarde, hernam hij mogelijks zijnen pelgrimstocht uit liefde voor Christus, om eindelijk 's hemels vaderland te bereiken. Intusschen blijft te Oostkerke de gedachtenis van St Guthago en Ghillo bewaard door een rijmend ingelijst | |
[pagina 109]
| |
opschrift, dat ter kerk uithangt. Wij schrijven het hier over: 'T is reden dat men hier beschryft het heilig leven
Van die op heden nog aan Oostkerk bystand geven
Sint Guthagonus en Ghillo die zy te saam
Alhier op Oostkerke God waren aangenaem.
Den eersten was uit stam der koningen gekomen
Maar heeft tot Oostkerke zyn woonplaats genomen,
Om daar 't gene ydel was te leggen teenmael af
En met de deugd alleen te dalen in het graf.
Dus is hy op dees plaets eerelyk begraven,
Tot aller menschen troost, en ziet, Gods milde gaven
Smeekt hy gedurig af opdat dees prochie mag,
Naer haer verzoek en wensch, nooit zien bedroefde dag.
Maer dezen Ghillo, die was zyn meegezelle;
(Dat maer heel Oostkerk dit aen iedereen vertelle)
Heeft Guthagonus wel in Godsdienst bygestaen
En is met hem, zoo m' hoopt, naer 't Hemelryk gegaen;
Den Heer Gregorius, dan pastor van Oostkerke
Die dan nog Predikheer geworden is, zoo 'k merke,
Geeft zelf getuigenis dat zy mirakels doen
En die hun tegenstaen met rooden loop doen boên;
Diesvolgens al die nu op deze plaetse wonen
Dat zy voor d'Heiligen hun milde jonste toonen,
Dan is voor hun al 't geen tot voorspoed strekt bereid
En meermaels zullen zy verkrygen zaligheid.
J. Opdedrinck. |
|