sur-Matz, Marest-sur-Matz gelegen zijn, van dewelke zoo dikwijls melding gemaakt wierd gedurende den oorlog. Zou het vermetel zijn in dit Matz eene voorzetting te zien van een ouder Mattis?
En Metz dan, vroeger Mettis? Metz ligt op de franschduitsche taalgrens; Mettis kan dus, mits den germaanschen omklank van a tot e, uit Mattis ontstaan zijn.
Uit Mattis zou men kunnen besluiten dat er tot het woord eene dubbele t behoort, dewelke in de verbinding -ttr- tot t zou verenkeld zijn, hetgeen tamelijk goed met de algemeene taalwetten overeenkomt. Maar dan zou men ook namen als Matagne (Namen), uit *Mattania hier kunnen onderbrengen. En aangezien men in riviernamen ook soms een l-suffix aantreft, en dat -tl- in het romaansch -cl- wordt, waaruit het fransche -ill-, dan zou men ook kunnen denken aan Maillen (Namen) en andere met Maill- aanvangende plaatsnamen. Hield ik mij niet in, ik zou nog gewagen van eene mogelijk germaansche ontwikkeling matl > mathl-, mahl-, mahal-, en alzoo eene aanknooping vinden met maal, dat schijnt ‘beek, vliet’ te beteekenen, in namen als Vliermaal, Xhendremael, Watermaal, Wezemaal, vergeleken met Vlierbeek, Schendelbeke, Watervliet, Wezembeek.
Nog een woord of twee om te eindigen. Wat bediedt matt-, mat-? Gezien zijne uitgebreidheid, en, zoo het schijnt, oorspronkelijk gebruik als riviernaam, mogen wij met waarschijnlijkheid aannemen dat het de beteekenis heeft van ‘water, waterloop’, of nog eene breedere, te weten deze van ‘(natuurlijke) grens, hindernis, iets waarop men stuit, dat den optocht van volker- of legerscharen tegenhoudt’, want eene dergelijke grondbeteekenis, dat is: grens: 1o rivier, 2o woud, wil men ook vinden in andere geographische benamingen.
Tot welke taal behoort dit woord? In onze streken is het vóórromeinsch, aangezien Caesar, wanneer hij met zijne legerbenden eerst kennis gemaakt heeft met het Noorden van Gallië, reeds eene rivier met den naam Matrona ge-