Biekorf. Jaargang 26
(1920)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 73]
| |
[Nummer 4] | |
De abdij Ter Duinen onder den abt Joannes Maes 1376-1406De But en na hem vooral De Visch, de twee geschiedschrijvers van Ter Duinen, schilderen ons den toestand der abdij in de tweede helft der XIVe eeuw als volgtGa naar voetnoot(1). Na de verarming, het verval der abdij door de geldafpersingen der Franschen en de Vlaamsche burgeroorlogen, na plundering en verstrooing werd, dank de voortreffelijke abten Lambertus Uppenbroek van Westoutre 1318-1354, Walterus Bredereep alias Stryck 1354-1376 en vooral onder abt Johannes Maes dictus Thomae van Bassevelde, Ter Duinen in zijn ouden glans hersteld. Door zuinigheid en bekwaam bestuur kon de drukkende schuldenlast afgelost, de gebouwen hersteld worden. De abt Johannes Maes bracht, nieuwe luister en aanzien in de abdij. Hij reisde naar Rome, ontving de abtswijding van Paus Gregorius XI, nadat hij voor zich en voor den abt Stephanus van Clairvaux | |
[pagina 74]
| |
en voor hunne opvolgers het recht der pontificalia verkregen had op eigen kostenGa naar voetnoot(1). Bovendien was abt Joannes een groote ijveraar voor het bevorderen der studie en zond steeds eenigen zijner monniken naar het kollege der orde te Parijs. Velen, zegt De Visch, van dezen werden geroepen om later andere kloosters der orde te besturen tot groote eer der abdij. AEgidius Cupe, Cupere, werd abt in Royaumont; Nicolaas Maloen in Loos; Joannes Godberons in Clairmarais en Matheus Pillard, die boven allen uitschitterde, in ClairvauxGa naar voetnoot(2). Wanneer wij de documenten en oorkonden in de laatste jaren betreffende de abdij uitgegeven, nader beschouwen, dan mogen wij en De But en Karel De Visch verwijten, dat zij de schilderij van de abdij Ter Duinen in dien tijd en onder abt Joh. Maes te schoon hebben gekleurd en niet juist hebben afgemaald. Een studie van Dom. Berlière over de abdij DuinenGa naar voetnoot(3), doet ons zien, dat juist onder den abt Lambertus UppenbroekGa naar voetnoot(4), in 1339, een allertreurigste gebeurtenis plaats greep, die de abdij zeer veel schade en oneer toebracht. Een monnik der abdij, Petrus Peyt, die de partij opgenomen had voor zijn broer Jacobus, ter dood veroordeeld wegens opstand en ketterij, vluchtte naar Hongarije en deed zich tot abt kiezen der Hongaarsche abdij Belakut. Afgezet, | |
[pagina 75]
| |
zwierf hij rond, kwam in Vlaanderen, verbond zich met het volk van Gent, Brugge en Yperen, en viel in de abdij Ter Duinen, plunderde en roofde er alles, verjoeg den abt en 20 zijner monniken en verklaarde zichzelf als abt. De Paus beval den abt in zijne abdij te herstellen en zoo de steden Brugge, Gent en Yperen medeplichtig waren, het interdict over haar uit te spreken, doch de bisschop van Therouane kon dit bevel niet uivoeren wegens de troebelen in Vlaanderen. Hoe de uitslag der zaak was, is onzeker, maar toch is het een bewijs, dat het bestuur van abt Lambertus niet zoo rooskleurig was, als de Duinheeren De But en De Visch voorstellen. De bewering van De Visch, dat abt Joannes Maes naar Rome toog, is waarschijnlijk; dat hij door Paus Gregorius XI gepromoveerd werd, is zekerGa naar voetnoot(1). Uit de Librí obligationum et solutionum van het Vaticaansch archief blijkt het duidelijk. 27 Jan. 1377 belooft J., abt van Duinen, zijn gewone verschuldigde bijdrage (1500 fr.) te betalen in twee termijnen, met Kerstmis en na verloop van een jaar, waarvan hem ook (1378, 30 Jan.) een ontvangstbewijs gegeven werdGa naar voetnoot(2). Of hij ook door den Paus Gregorius XI tot abt werd gewijd, en van dezen het voorrecht der pontificalia verkreeg, zooals De Visch ons wil doen gelooven? Het eerste komt ons wel wat gewaagd voor, het tweede is niet juist. Niet Gregorius XI (overl. 27 Maart 1378) maar zijn opvolger Urbanus VI, gekozen 7 April 1378, verleende, bij breve gegeven te Rome ‘Idibus Octobr. pontificatus anno 7te’ aan den abt Joannes van Duinen en zijne opvolgers het recht de insignia pontificalia te gebruiken. Een tweede breve van denzelfden Paus, drie jaar later, geeft nogmaals verlof om de H. Mis te celebreeren met den mijter en de plechtige benedictie te geven, ook zooals de petitio inhield en wat voor de liturgisten van belang is, na den ‘per omnia’ die gezongen wordt voor het Agnus Dei, omdat | |
[pagina 76]
| |
dit een gebruik der Vlaamsche streken wasGa naar voetnoot(1). Of abt Johannes te gelijker tijd voor den abt van Clairvaux dezelfde rechten verkreeg, is moeilijk te achterhalen. De mijter door Duinen geschonken, vermeld door De Visch, werd nog (1743) als een prachtstuk in de schatkamer van Clairvaux bewaard. Een feit is, dat de abt van Clairvaux, Stephanus de Foissy (overl. 6 Juni 1405) de eerste abt van die abdij was, die den mijter gebruikte en op zijn graftombe er mee afgebeeld isGa naar voetnoot(2). De inventaris der schatkamer van Clairvaux van 1741 beschrijft aldus den mijter van Duinen: Une belle grande mitre. Dans Ie fond de côté et d'autre et sur les pendants sont des perles avec bandes et couronne rozettes de vermeil et quantité de belles pierres précieuses et de cinq diamants à chacune: c'est un bel ouvrage d'orfèvrerie. On y remarque d'uu côté une pierre, qui figure le soleil, de l'autre côté une pierre qui représente la lune. De mijter was ook vermeld in een inventaire van 1504 en 1640. De laatste beschrijft hem als volgt: Grosse mitre, le fond de la quelle est de perles, ayant quatre ronds d'orfèvrerie d'argent doré, chacun des quels contient cinq pierres précieuses. Au millieu et au bas est une bande d'orfèvrerie à jour, large de trois doigts ayant ès deux côtés de la mitre vingt quatre pièces, chacune des quelles est ornée de cinq pierres précieuses, sinon les deux pièces d'en haut ou il n'y a qu'une pierre en chacune. Les pendant ont douze quarreaux d'orfèvrerie à jour, chacun des quels a cinq pierres et aux bouts il y a deux pièces d'orfèvrerie avec cinq boutons d'argent doré en formes de clochettes. 1773 bezochten twee juweliers van Parys J.B.D. Lempereur en M. Marin, tevens goudsmid, de schatkamer van Clairvaux, waar zij de waarde der verschillende schatten taxeerden. Volgens hen waren de steenen in kleur van den | |
[pagina 77]
| |
mijter niet kostbaar, de meeste waren valsch, er was een waarde aan van paarlen voor 700 pond (livres). De traditie in Clairvaux over den mijter luidde verschillend van die van Duinen. De abdij van Duinen vroeg het privilegie voor zijn abten om den mijter te dragen. In Rome werd deze vraag verworpen, omdat het onbescheiden was een onderscheiding te vragen, die de moederabdij Clairvaux nog niet bezat. Hierop deed de abdij van Duinen aan Clairvaux dien mijter cadeau, hopende met Clairvaux alzoo aan te zetten om het gebruik der pontificalia te vragen, ook in haar verzoek te slagenGa naar voetnoot(1). Hoog werden meestal de kosten voor zulk een voorrecht opgevoerdGa naar voetnoot(2). De abdij St Bernard verkreeg hetzelfde voorrecht onder Paus Alexander VI, 1497. De onkonsten kwamen de abdij te staan op zooveel als ‘proventus unius anni’. Gedurende een heel jaar was de abt Mart. Blyleven hierom afwezig met ‘novem equitaturis’ en slechts eenmaal kon hij er meer pronken, hij overleed 21 Juli 1498. Zoo Duinen ook de onkosten voor Clairvaux betaalde, is dit een dubbel bewijs voor de rijke financieele bloei | |
[pagina 78]
| |
onder abt Johannes Maes. Opmerkelijk is, dat de Duinheeren geschiedschrijvers niet alleen niets vermelden van de oorkonden van den tegenpaus Clemens VII, die eveneens aan abt Johannes de voorrechten der pontificalia schonk, maar ook niet de minste mededeeling uit laten over den strijd, veroorzaakt door de scheuring in de kerk door de keuze van twee Pausen die geheel Vlaanderen beroerde en bijzonder de abdij van Duinen. Vlaanderen erkende eenparig den Roomschen Paus Urbanus VI, wiens keuze het eerst geschied was, en hield zich daarna aan diens opvolger Bonifacius IX. Na den dood van den Vlaamschen graaf Lodewijk van Male, 30 Jan. 1384, wilde diens opvolger de Fransche hertog Philips van Bourgondie met alle middelen, en ten slotte met geweld, Vlaanderen dwingen den Franschen tegenpaus Clemens VII te erkennen. De adel gaf ten laatste toe gevolgd door een deel der geestelijkheid; het volk wederstond hardnekkig. Gent alleen verzette zich openlijk en krachtdadigGa naar voetnoot(1). De Bernardijnerabt van Baudeloo, Ger. Zijpe, en de Benedictijnerabt van St Pieter verlieten liever het land dan te buigen. Sommigen moesten hun aanhang aan Urbanus met den dood boetenGa naar voetnoot(2). Eindelijk bezweek den abt van Duinen, Joh. Maes, voor het geweld. De bisschop van Terouane was hem voorgegaan. 1390 kwamen twee gezanten van den tegenpaus Clemens VII te St Omer: Egidius, bisschop van Lavaur en Clemens de Grammont, bisschop van Lodève. 1 Aug. onthieven zij in naam van Clemens VII den abt van Duinen van de ingeloopen censuren en straffen wegens zijn aanhang aan Paus Urbauus VI en Bonifacius IX, krachtens volmacht van Clemens VII gegeven, 24 Juni van dat jaar. | |
[pagina 79]
| |
Op verzoek van hertog Philips scholden zij hem de sommen verschuldigd wegens zijn benoeming (die, omdat zij geschied was onder P. Gregorius XI niet werd aangeraakt) aan de camera apostolica en het college van kardinalen kwijt. Bitter wordt in de brieven, bij die gelegenheid uitgevaardigd, aan den abt verweten, dat hij zoo lang de tegenpartij van Clemens VII door hulp, raad en gunsten gesteund had. De kwijtschelding was misschien een middel om de abdij te winnen, zoo niet hertog Philips, achter de schermen, geheel de drijver van dien omkeer wasGa naar voetnoot(1). Was op zijne benoeming door Paus Gregorius XI niets aan te merken, de voorrechten der pontificalia aan abt Johannes geschonken door diens opvolgers werden als nietig beschouwdGa naar voetnoot(2). Door vier breven van hetzelfde jaar, xvii kal. Oct., zonder eenige vermelding der vorige, werd aan den abt Johannes van Duinen en zijne opvolgers het voorrecht verleend: van de H. Mis te celebreren, zooals de bisschoppen; van de bisschoppelijke eereteeken, insignia pontificalia, te mogen gebruiken en ook van kelken, altaarbenoodigheden en priestergewaden te wijden, wat wij niet vinden, dat de Roomschen Paus verleend had, maar toch door de kroniek vermeld wordt. De kroniek verzekert, dat abt Joannes de abdij Ter Duinen 30 jaren ‘pacifice’ regeerdeGa naar voetnoot(3). Vermetel zal het toch niet zijn te veronderstellen, dat de onderwerping van den abt heel wat kwalijk verborgen ergernis, zelfs openlijke tegenspraak en strijd om zulk eene vernedering bij de Vlaamsche monniken van Duinen heelt verwekt. In de abdij Drongen bij Geut uitten de kloosterlingen hun onwil openlijk, toen zij bemerkten, dat hun abt om wille van de gunst van den Hertog den tegenpaus Clemens aanhing, doch door den Hertog werden zij met geweld tot lijdzaamheid gebracht. Abt Joh. Maes overleed 31 Oct. 1406 te Brugge, voor dat | |
[pagina 80]
| |
hij het einde der scheuring zag, die niet alleen de Kerk maar ook zijne orde in twee kampen verdeelde. Ontegenzeggelijk had hij de abdij hoog opgevoerd, vooral in het tijdelijke; de oude traditie van zijn klooster trouw, was hij een voorstander der studie en begunstiger van het studiehuis te ParijsGa naar voetnoot(1), dat zooveel aan Ter Duinen dankte. Aldaar studeerden de volgende opmerkenswaardige monniken door hem geprofest, zooals De But verzekert: Johannes Brando van Hontenisse, bekende kroniekschrijver, Matheus Pilart, doctor en professor en provisor in St Bern. kollege te Parijs, later abt van ClairvauxGa naar voetnoot(2) en Egidius de Cupere, baccalaureus in de godgeleerdheid, abt van RoyaumontGa naar voetnoot(3). Ten onrechte zegt de geschiedschrijver van deze abdij, waar Egidius (1418) tot abt werd gekozen dat hij monnik van Royaumont was. Later werd hij gekozen tot abt van Alneti, 1448, doch hij weigerde en stelde een zijner monniken voor. Hij overleed 1457Ga naar voetnoot(4). De abten van Loos, Nicolaus Maloen en van Clairmarais, Joh. Godberons waren beiden Duinheeren ten tijde van Joh. Maes, doch niet geprofest onder zijn abtelijk bestuur, zooals men uit De Visch zou kunnen opmaken. Van den eersten abt 1374, overl. 21 Nov. 1387, is weinig meer bekend dan het veel beteekenende: ‘Hij stierf heilig zooals hij geleefd had’Ga naar voetnoot(5). De tweede, Joh. Godberons, in de lijst der monniken bij De But (Cronicon 70), verkeerd Joh. Gedeonis genoemd, was volgens de geschiedschrijvers van Clairmarais een der | |
[pagina 81]
| |
ijverigste abten, die de abdij ‘prudentissinie regit’ 1365, tot zijn dood 4 Oct. 1386Ga naar voetnoot(1). Het doel van dit artikel is niet geweest de roem der machtige abdij van Duinen of van den abt Joh. Maes te verminderen, maar om aan te toonen, dat de geschiedschrijvers De But en De Visch de feiten niet altijd juist voorstellen, zoodat bij vergelijking met oorkonden of andere bescheiden, menig feil kan worden nagegaan. J. Fruytier, O. Cist. |
|