Biekorf. Jaargang 26
(1920)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 65]
| |
Franch UnsGa naar voetnoot(1) Franch Uns
Winkel van Unrwerken en Goudwerk van de Vrede en d'AcccertGa naar voetnoot(2) De Zoeine N...Ga naar voetnoot(3)
Rue .... - Ardres (Pas-de-Calais)
GondewerkGa naar voetnoot(4) van al soerten, Ryngen alumiem, Kruins LorreinneGa naar voetnoot(5), Médaillen van de Goud ryeen [confédéré'n?]Ga naar voetnoot(6)
Groitte Quoise van Articels om Cados en Gedinkenisse, Goud, Zilver, Métal
Gondwerk en veile [vele?] Modeln - Ienlche Gondsmetie [goudsmed-ij?]Ga naar voetnoot(7)
Braselen - Monters met en zonder Radiom, T'glas is onbreekelyk
Remontoirs met Cilynder voer GonkeidenGa naar voetnoot(8) van 7 fr.
Protecteur om Monters, in métal, tis iene dinge die stif wel werkt en ien, simpel, utvynk, en leigtGa naar voetnoot(9)
Dat Uns sprektuit van de quoise, de goue goueste, in de niwte van die ArtikelsGa naar voetnoot(10).
Ardres ligt thalvenwege Sint-Ommars en Kales. 't Wordt aangeleerd dat in Pas-de-Calais het vlaamsch alleenlijk-nog een spreektaal is; gebezigd enkel te S. Ommars, te weten op twee voorgeborchten: Hautpont aan de | |
[pagina 66]
| |
Hoogebrugge, en Lyzel met zijn LyzelaarsGa naar voetnoot(1). Alevenwel er moet daar bijgevoegdGa naar voetnoot(2): dat men het hoorde ook voordezen-nog in den omtrek van Boonen en Kales, vooral in dezes voorstad S. Pieter's-Nesse (S. Pierre-lez-Calais)Ga naar voetnoot(3); en dat men het hoort tothedentoe langsheen de grenze van Fransch-Vlaanderen, te Ruminghem en ommelands - nietveel maar tochGa naar voetnoot(4). Deze laatste streke ligt vóór Auderwick (of Audruicq) die 't hoofdvlek is van 't land van Bredenaerde (Brédenarde)Ga naar voetnoot(5), waar, nog in de XVIIIe eeuwe de menschen vlaamsch sprakenGa naar voetnoot(6). Dan, bachten Auderwick, zuidwestwaard-toe, komt Ardres, aan 't zuiden van de Watergangs (Pays des WatergandsGa naar voetnoot(7)). Men wil, zie'-je, dat Ardres meêtelt bij de streken waar 't vlaamsch nietmeer gekend en is; maar 't zal ons niet verwonderen alreeds-maar om zijn ligginge, daar tòch nog vlaamsch te vinden. Zoo, 't is er zelfs zoodanig wel, dat 't er nog blijkt de moeite weerd te zijn van met een vlaamsch gedruksel er winkelwaren om te melden; 't is dat daar menschen wonen, die 't vlaamsch nog boven 't fransch verstaan, en niet-alleenlijk maar-verstaan verstaan op 't uitgesproken woord, doch ooknog lezen kunnen. Hel stukske hierboven maakt dat goed. De vriend die me dat opstel toezond, om-wel-te-zijn had moeten trachten te achterhalen, te weten bij der oore, wat dat er daarvan is. Hij 'n deed het niet. 't Zal 't iemand anders moeten. Maar ondertusschen, toen hij zei: ‘dat hij | |
[pagina 67]
| |
erom gelachen had, om 's dingskes aardigheid’, heb ik hem reeds geantwoord: ‘ik...? nog ook om zijn beteekenis’. 't Is vlaamsch. Het is geradbraakt vlaamsch: niet schoongeschaafd, niet afgevraagd aan daar een ‘kender’ ievers, lijk 't fransch en 't engelsch van erbij. Toch is 't geen vlaamsch van een die geen en kent: zijn tale is te eigenaardig, en al heur eigenaardigheên zijn daarbij veel te eensduidig. Men ziet b.v. zeer standvastig, dat 't een tale is met verneuzing van geluiden: men ziet 't aan ‘uns’ en ‘kruins’ en ‘unrwerken’ en ‘utvynk’; waaruit ontstond: ofwel een klankvervettinge, als in ‘groitte’, ‘quoíse’, ‘zoeine’, ‘velle’, ‘niwte’, ‘utvynk’, ‘iene’ en ‘ienl[s]che’, ofwel een klankverdoovinge, gelijk in ‘voer’ en ‘zoeine’, en ‘gondewerk’ en ‘goudryeen’. Een taalkenner zal er al-meer uit rapen: b.v. - op zijn spaansch' bijna - die ch en j in ‘quoise’ (choix) en ‘gonkeiden’. 'k En ben geen taalkenner; nog velen mee met mij. Maar 't is alreeds genoeg van mensch te zijn met iet of wat van smake, om in dat stuksken Ardersch vlaamsch een oprechten deun te hebben: hoe lekker toch die knoddige ‘spektuit’ als weerga van ‘neemt uit’; en dan dat hertelijk zeggen van ‘gonkeid’ voor ‘poilu’; en ooknog dat goedsmoedig en vrijgeestig overdietschen van ‘l'Entente Cordiale’ in ‘de Vrede en d'Acccert’; nog eindelijk hoe onvergeldbaar-gul 't gewijzig van den opzeg, een reke drooge woorden, in almedeens een liefelijk gemaan, b.v. hoedat ‘tis iene dinge die stif wel werkt en ien simpel utvynk en leigt’. 't Mag zijn zoo 't wil, in Pas-de-Calais denken, spreken en drukken ze nog ‘vlaamsch’ ... totzelfs in 't gene, dat men in Vlaanderen reeds ons wil doen noemen ‘adverteeren’. T. Raepaert |
|