Biekorf. Jaargang 26
(1920)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe LiguriërsDe Galliërs zijn in onze gewesten ingebroken, omstreeks de jaren 800 voor Christus. Wij meenen dat men hun de hallstattsche aschvaten met rechtstaanden hals mag toeschrijven, die in de kleine grafheuvels van de Kempen gevonden worden. Later, omtrent de jaren 400 voor Christus, kwamen de keltische Belgen ook van over den Rijn en zij verdreven de eerste Galliërs meer zuidwaarts. Men mag hun de kielvormige aschvaten toeschrijven die ook in de Kempen en bij ons in 't grafveld van Emelghem uitgedolven wierden. Die 400 jaar voor Christus behooren tot het tijdstip van La Tène, tot den bloeitijd van de Kelten, die bijna gansch Europa bewoonden en tot in Galatië gedrongen waren, waar ze de H. Paulus bekeerde. Zoo kwam het dat CesarGa naar voetnoot(1) hier twee slag van menschen aantrof: den overheerschenden stam: dat waren keltische Indo-Europeanen, hoog van gestalte, blonde langhoofden, zoo ze door de oude schrijvers van Rome en Griekenland beschreven worden, - en den volksstand die den vorigen diende en hem onderworpen was, de vroegere bewoners van de streek, vermoedelijk bruine korthoofden, die in den jongen steentijd en in den bronstijd hier gevestigd waren. Te Roeselare vonden wij in 1899, nevens bronzen gerief, in de overblijfselen van een paaldorp, een geraamte met een korthoofdig schedelkenteekenGa naar voetnoot(2). | |
[pagina 60]
| |
***
Welke waren de eerste bewoners van Vlaanderen, in den jongen steentijd en in den bronstijd? 't Zullen de Liguriërs geweest zijnGa naar voetnoot(1). Diefenbach schreef reeds in zijne Origines Europaeae in 1861, bl. 112 en 119: ‘De Liguriërs zullen eens verder in 't Westen en in 't Noorden gewoond hebben... Waarschijnlijk wierd het ons dat de Liguriërs voor het binnendringen der Kelten ook in 't Noorden van Gallië gewoond hebben.’ Dat is eene leerstelling sedert door vele schrijvers aanveerd en verdedigd. De Liguriërs woonden met zekerheid in Frankrijk tusschen den Rhône en de italiaansche grens en in het Noord-Westen van Italië. Daar treft men eenige vloednamen aan die men als ligurisch aanschouwt, die ook bij ons te vinden zijn en die men als een bewijs aanziet dat de Liguriërs ook onze gewesten bevolkt hebben. Die namen zijn de IsaraGa naar voetnoot(2), de oude naam van den IJzer, die nu wereldberoemd is en de IscaGa naar voetnoot(3), die nevens Overyssche vloeit en te Leuven in de Dyle spoelt. Nog een derden naam hebben wij ontdekt, dien men niet vermoeden zou. 't Vloeit eene Matrona of Materna in Ligurië. 't Vloeit eene in 't Noorden van Frankrijk, de thans veel besproken Marne en 't vloeit eene hier in ons gebuurte, te Maeter bij Oudenaarde. | |
[pagina 61]
| |
Dat dorp noemde men vroeger MaternaGa naar voetnoot(1). 't Is een bewijs dat het zijnen naam ontleend heeft aan eenen waterloop, aan den ligurischen vloednaam Materna of Matrona. Tusschen Ingoyghem en Anseghem liep er vroeger een materzeelstraat. Die materzeel zal eene frankische hoeve, eene frankische Sala zijn, gebouwd op de boorden eener beek die den ligurischen name van Materna of Matrona ontvangen had. Men ziet daaraan hoe belangwekkend soms een eenvoudige wijk naam zijn kan. Het bovenstaande kan gelden als het taalkundig bewijs der aanwezigheid van Liguriërs in Vlaanderen.
***
Hetgeen de mogelijkheid niet uitsluit dat de Liguriërs in Vlaanderen gewoond hebben, 't is dat zij tot het korthoofdig menschengeslacht behooren, dat zulke menschen ook in den jongen steentijd en in den bronstijd in Vlaanderen gevestigd waren en dat wij nu nog hunne afstammelingen onder de bevolking kunnen waarnemen. In 1907 stonden de volgende merkweerdige woorden in de Anthropologie te lezen: ‘Op beide zijden der Cevennen, in de bestrekken der Ardèche en der Hooge Loire ontwaart men eenige lieden die een mongoolsch voorkomen vertoonen; zij zijn korthoofdig en van leege gestalte; hunne huid is geelachtig; hunne oogen zijn zwart en staan een weinig schuinsch; zij vertoonen de kenteekens van het ligurisch menschengeslacht in zijne oorspronkelijke zuiverheid...’ M. Hervé had dit alles opgemerktGa naar voetnoot(2). | |
[pagina 62]
| |
Onder de Komensche uitwijkelingen die in 1917 te Caster verbleven was er eene dochter van Amiens die men voor eene Japannerin zou genomen hebben. In Vlaanderen zijn zulke porsonen niet zeldzaam. Te Caster en te Gijzelbrechteghem zijn er, zooals wij er vroeger ook te Pitthem en te Meulebeke hadden waargenomen. Den 25 Augusti 1919 wachtten wij naar onzen trein in de spoorhalle te Roeselare; wij zagen daar een vlaamsche vrouw met zuiver mongoolsch voorkomen; 't speet ons dat er daar niemand bij was om de gelijkenisse te doen opmerken met de mongoolsche Tsings van Annam, waarvan het in de spoorhalle wemelde. De ligurische bevolking van Frankrijk en deze die er op trekt in Vlaanderen, welke hier in den jongen steentijd woonde en nog met onze bevolking versneden zit, zou dus van Aziatischen oorsprong zijn. De LiguriërsGa naar voetnoot(1) bewoonden ook de paaldorpen van den jongen steentijd en van den bronstijd in Zwitserland, in 't Noorden van Italië en in 't Westen van Frankrijk. Paaldorpen ontdekten wij te Denterghem en tot Afsnee. 't Wierden er ook ontdekt te Melle en te Mechelen. Als men den oorsprong van de paaldorpen opspoort, kan men ze vervolgen tot in Azia, 't gene ook het vermoeden staalt dat de Liguriërs van Azia afkomstig zijnGa naar voetnoot(2).
***
Zijn er nog dingen waar te nemen in Vlaanderen die ons laten vermoeden dat er hier Liguriërs gewoond hebben? 't Gebruik van voorwerpen kan soms helpen om den oorsprong eener bevolking te bepalen. Dit gebeurt zelden, maar 't gebeurt toch soms dat de volkenbeschrijfkunde kan leiden tot de volkenkunde, die de wetendheid is van den oorsprong der volkeren. | |
[pagina 63]
| |
In den steentijd bezigde men houten zikkels, voorzien van tanden in keisteen om de aren van de tarwe af te snijden. In den bronstijd bezigden de landbouwers bronzen zikkelsGa naar voetnoot(1). De houten handhaaf zat in eenen koker of ze was aan de bronzen zikkel met eenen nietnagel vastgemaakt. De bronzen zikkels vond men in overvloed in de paaldorpen en in de gouwen links den Rhonestroom door de Liguriërs bewoond. Al die ligurische zikkels bestuderend, werd het ons duidelijk dat wij te Denterghem ook een bronzen zikkel ontdekt hadden. Vroeger hadden wij den aard van dit bronzen stuk niet kunnen vaststellen; het gelijkt wonderwel een bronzen zikkel van het oudste maaksel, die men in een zwitsersch paaldorp te Wipkiogen, gehucht Letten, op den rechter oever van de Limmat, hij Zurich ontdekt hadGa naar voetnoot(2). De Liguriërs waren zeer ervaren in den landbouw. Dit bewijzen de ligurische beeltenissen die men op de rotsen van den Monte Bego gevonden heeft. Daardoor wint het ook in belang dat de bewoners onzer paaldorpen landbouwwerktuigen hebben nagelaten en de bewoners onzer jongsteentijdsche haspegouwsche hutten bod e ras tarwe gekweekt hebbenGa naar voetnoot(3).
***
't Zijn er onder de opstellers van Biekorf, die zeer bestegen zijn in de volkskunde en onder de beste vakmannen voor de folk-lore in Europa, mogen gerekend worden. Wij verzoeken ze hunne aandacht te vestigen op het volgende: de zwanen waren in groote eere bij de Liguriërs; | |
[pagina 64]
| |
dat is eene bekende daadzake. Indien er zwanen verbeeld wierden op de scheermessen van den bronstijd in Skandinavië, 't is aan de Liguriërs dat de Skandinaviërs die vereeringe van de zwane ontleend hebben. Die volkeren stonden met elkander in betrekking: de Liguriërs bezaten het geheim van den handel van den amber in Europa, in den jongen steentijd en in den bronstijd; zij vergaarden den amber op de kusten van de baltische zoo om hem alsdan in de zuidersche landen te verspreidenGa naar voetnoot(1). Men kent de keltische sage van den ridder met de zwaanGa naar voetnoot(2). De Kelten en andere indo-europeaansche volksstammen zullen die sage van de oortijdsche vereerders van de zwane, van de Liguriërs afgedeeld hebben. De zwaan was het stamdier, het totem van de FriesenGa naar voetnoot(3), die ook in Vlaanderen gewoond hebben. Ze versierden er hunne huisgevels mede. In Vlaanderen is er geen dorp of 't heeft eene herberg In de Zwane en 't zal wel die ligurische zwane zijn die in de overleveringen der oudsprakige Vlamingen nog voortleeft en ook als getuigenisse kan gelden dat de Liguriërs in ons oud Vlaanderen gewoond hebben. J. Claerhout. |
|