Biekorf. Jaargang 26
(1920)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 49]
| |
[Nummer 3] | |
Het klooster der Nazaretten, te DammeLangs den westkant der Bruggestraat, te Damme, stonden eertijds twee kloosters, een Begijnhof, waarover in de Annales de l'Emulation een opstel verscheenGa naar voetnoot(1), - een klooster van Reguliere Kanunniken der St Augustinerorde dat het voorwerp dezer bondige mededeeling zal uitmaken. De oorkonden geven aan dit convent den naam van Nazareth, zijne bewoners noemen zij NazarettenGa naar voetnoot(2). Omtrent 1456 ingericht, verdween het tijdens de Geuzenberoerten der 16e eeuw. Heden blijft er van de kloostergebouwen zelfs niet een steen bewaard en, indien er ooit eenige plaatselijke oorkonden schuilden, ze schijnen met het convent vernield te zijn geweest. Als stichter van Nazareth wijst het Parochieboek van Damme een priester aan, Arnold vanden Hende, als stichtingsjaar 1446Ga naar voetnoot(3). | |
[pagina 50]
| |
In het Staatsarchief, te Brugge, ligt een bundel documenten die voor opschrift draagt: Inventaire des Archives des Jésuites à Bruges. Daar vinden wij eene eerste inlichting nopens het verdwenen Nazareth. Het prioraat van Nazareth, te Damme, dagteekent uit de 15e eeuw. Op 6 Mei 1456 schonk het Schependom der stad het burgerrecht aan Arnold vanden Hende, een priester, die het ontwerp opgevat had er een klooster van Regulieren Kanunniken der St Augustinerorde in te richtenGa naar voetnoot(1). Wie Arnold vanden Hende was, weten wij niet. Uit de stadsrekeninge van 1455-56 vernemen wij dat Heer Arnold vanden Hende en Heer Gheeraert Stampe, op 3 Maart 1456, zich bij 't Magistraat aangeboden hadden om de stadsschool aan te nemen en als welkomgift twee kannen wijns ontvingenGa naar voetnoot(2). Intusschen zal Arnold vanden Hende wellicht zijn convent gesticht hebben waar hij in den loop van het jaar 1457 als prior voorkomtGa naar voetnoot(3). Om zich aan de ernstige taak van kloosterstichter gansch toe te wijden, trad hij, met het welwillend oorlof van 't Schependom, als bestuurder der school af, die hij voor een termijn van dertien jaren aangenomen hadGa naar voetnoot(4). Hij overleefde enkele maanden zijne kloosterinrichting en verscheidde in 't ingaan van het jaar 1458Ga naar voetnoot(5). Gerard Stampe, zegde, ons dunkens, samen met hem, vaarwel aan het bestuur der school, dewijl wij hem als | |
[pagina 51]
| |
opperkoster van O.L.V. kerk binst de jaren 1458, 1459 en 1460 aangeduid vindenGa naar voetnoot(1). Om er zijn convent te stichten, kocht Arnold vanden Hen de aan Jacob Everbout en zijne vrouw eenige woonsteden, met bijliggende erve, die in de BruggestraatGa naar voetnoot(2) stonden. De kerkrekening 1461-62 vermeldt die volgenderwijze: ‘Scloosters huus van Nazareth in den Dam, staende int Raemstraetkin’. - ‘In de Brugstrate, nevens de poorte van Nazareth, langs den zuidkant, drie huizen waarvan het derde het hoekhuis (van de Bruggestrate en het Raamstraatken) uitmaakt’Ga naar voetnoot(3). Wanneer juist de kloosterkerk opgemaakt werd, is ons niet bekend. Telken jare op den verjaardag der tempelwijding, schonk het Schependom aan den Prior en zijne medebroeders eene gift van twee kannen wijns; een eerste maal staat die gift in de rekening van 1461-62 aangeteekendGa naar voetnoot(4). In 1464 kwam Zijne Hoogw. Willem Vasoris, hulpbisschop van Doornijk, dien gedenkdag te Damme vieren en schonk metéén het kloosterkleed aan een inboorling der stadGa naar voetnoot(5). De Priorij, gevormd uit de drie bovenvermelde woonsteden, waarnevens de groote ingangpoort en de kerk, had uitzicht naar het Oosten en paalde aan de Bruggestraat; ten Westen, lag de kloostergrond die zich tot aan de stads- | |
[pagina 52]
| |
wallen uitstrekte; ten Noorden, gebouwen en grond paalden aan den eigendom van 't Begijnhof; ten Zuiden, lag het Raamstraatken. De kloostergrond besloeg eene uitgestrektheid van vier gemeten tachentig roedenGa naar voetnoot(1). Een voorrechtbrief door Hertog Karel de Stoute op 10 November 1474 gejond, ontsloeg den eigendom van de Nazaretten van alle openbare lasten; op 29 December 1474, op aanvraag van den Prior Jan de Meunic, bevestigde het Schependom de eigendomrechten der Priorij; ook de Hertog van Burgondie, Maximiliaan en zijne gemalin, bekrachtigden ze op 17 September 1477Ga naar voetnoot(2). Het dunkt ons dat de Kanunniken van Nazareth de algemeene achting genoten, want, bij elke gelegenheid die zich opdeed, schonk hun het schependom presentwijnen. Eveneens, zoo wij het zullen bestatigen, streed het voor het behoud van 't convent en dezes monniken. Onder meer vermelden de stadsrekeningen de gifte van presentwijnen aan de Nazaretten: in 1468, bij de blijde inkomst te Damme van Margareta van York op 2 Juli, - ten zelfden jare, ter gelegenheid der H. Sacraments-processie, - op 21 april 1476, toen een kloosterling zijne plechtige beloften uitsprak, - in 1470, op 14 September, ter gelegenheid van een godsdienstigen ommegank ter vereering van 't Mirakelkruis van Damme, - in 1481, toen een monnik zijne eerste misse celebreerde, enz. Inderwijle blijft de gifte op den verjaardag der kerkwijding gejond, in de rekeningen steeds herinnerd. We lezen in stadsrekening 1517-18, bl. 38 vo, de volgende aanteekening: ‘Den lesten van novembre, betaelt over de copie vander transporte ghedaen bii den Vicaris van Doornekc vanden | |
[pagina 53]
| |
clooster vanden Nazaretten binnen Damme ende die van Serrepten, staende inde prochie van Moerkercke, mids ooc begrepen transpoort ghedaen minen heere den prelaet van Zoetendaele, de welcke copie zeer groot es, xxxvi s.p.’. Ons dunkens, wijst de tekst op de aansluiting der Priorij bij de Abdij van Zoetendale met dewelke zij voortaan tot aan hare afschaffing na de Geuzenberoerten, verbonden zal blijven. Mogelijks zou de Priorij in eene versterkte en bewalde stad gevestigd aan de monniken van Zoetendale tot toevluchtsoord dienen tijdens oorlogsgevaren. Doch, luidens een akt van 23 Mei 1498Ga naar voetnoot(1) had de Geneaal Overste der Augustinerorde aan den Abt van Zoetendale reeds eenige voorrechten toegestaan ten voordeele van 't convent van Nazareth aan hetwelk hij in de oorkonde den naam van ‘klooster der Boodschap van Maria’ toekent. Als gevolg der voorgemelde aanhechting werd, op 30 December 1566, een verbond gesloten tusschen Joris Wittebrood, prelaat van Zoetendale, Zaccheus vander Meulen, Christiaan de Brabandere en Jacob Percke, monniken der abdij, waarbij zij zich verplichtten gedurig drie paters ter Priorij te vestigen en de gebouwen in goeden staat te behouden. In den zelfden akt komen ook eenige bepalingen voor wegens eene stichting ten voordeele van Nazareth door Andries Centurion en zijne gezelnede Maria Pagants, voortijds bewrochtGa naar voetnoot(2). Desniettemin zal de verbinding van 't Damsche klooster met het convent van Zoetendale weldra tusschen het Schependom en de Moederabdij verwikkelingen teweegbrengen. Ten jare 1521, rijst tusschen beiden een geding op dat op eene vriendelijke overeenkomst uitliepGa naar voetnoot(3). In 1530, vat de abt het ontwerp op Nazareth aan kloosterzusters van Biervliet over te zetten; vandaar hevige tegenstand bij den hulpbisschop van Doornijk die wellicht ten voordeele van 't Schependom zijn | |
[pagina 54]
| |
oordeel veldeGa naar voetnoot(1). Erger nog, luidens eene aanteekening in stadrekeninge 1532-33 ingeschreven, zocht de Abt de Priorij geweldigerhand des nachts te ontruimen en haren inboedel naar Zoetendale over te voeren. Om dien nachtelijken inval te beletten, bewaakten Ghisleen vander Beke, burgmeester, en twee mannen het kloosterGa naar voetnoot(2). Ten zelfden jare trad nogmaals het Geestelijk Gerechtshof van den Bisschop van Doornijk op om de geschillen te slechten; doch, binst de volgende jaren bleven zij steeds aanslepen. Enkel geringe aanteekeningen aan de stadsrekeningen ontleend wijzen op dien aanhoudenden twist tusschen den Abt en de Stad ontstaan, zonder ons met de ingewikkelde omstandigheden van het geschil bekend te maken, waarover wij ook in meer uitgebreide documenten niet de minste inlichting opspoorden. Eindelijk liep het geschil ten einde: op 30 December 1566 ontsloeg het Schependom den Abt van de verplichting drie monniken in de Priorij te vestigen en liet hem metéén toe het klooster van Nazareth te verpachtenGa naar voetnoot(3). Welk doelwit spoorde Arnold vanden Hende aan om zijn klooster te stichten? Waarom bevoordeeligde het Schependom de stichting? Ons dunkens, was het klooster vooral bestemd om er, ten nuttte der Damsche bevolking, zielengeleiders te herbergen. De monniken hielden zich ook onledig met het schrijven en verbinden van tot den kerkdienst bestemde boekenGa naar voetnoot(4). Een der Nazaretten verveer- | |
[pagina 55]
| |
digde een kronieksken van het Sint Agnietenconvent dat nevens de Priorij stondGa naar voetnoot(1). De Paters luisterden de burgerlijke en godsdienstige stoeten op. Toen op 2 Juli 1468 Margareta van York uit Sluis te Damme toekwam om er 's anderendaags met Karel den Stoute in den echt te treden, gingen de Nazaretten in den stoet die haar te gemoet trad; - eveneens ten zelfden jare in de H. Sacramentsprocessie; op 14 September 1570 luisterden zij de ommegankprocessie ter eere van 't H. Mirakelkruis op: en zoo telken jare kwamen zij in de openbare stoeten te voorschijnGa naar voetnoot(2). Wij geven de namen op der monniken van Nazareth die onze oorkonden aanstippen: 1456. Arnold vanden Hende, stichter en eerste prior. 1464. Pater Coolkerckx, zoon van Pieter, van Damme, op 29 Januari gekleed. 1474. Jan de Meunic, prior. 1479. Jan van Weerden, ‘prior van tclooster der Regulieren, gheseyt Nazaretten’. Een schepenakt op 18 Maart 1479 door Victor van Honackere en Jacob vanden Beckene, schepenen in den Dam, gezegeld, vermeldt dat Jacob vander Douve, gezeid van Nieukercke, aan broeder Jan van Weerden, prior, ten oorbore van 't convent van Nazareth, 4 gemeten lands verkocht gelegen buiten Ste Katelinepoorte ten Damme, voor 6 ponden 8 schellingen grooten vlaamscher munteGa naar voetnoot(3). 1480-1494. Jan Vlaenderman, prior. 1484. Jacob vanden Rade, procurator. 1487. Maarten van Bezien. 1499-1500. David Sneevoet, prior. 1506. Lodewijk vanden Carniere, procurator. | |
[pagina 56]
| |
1511. Jacob van Weits, prior. Een akt van leenverheffing door Leenaard Urbaens, baljuw van Mevrouw Anna, weduwe van wijlen Jan van Ghistele, Heere van Dudzeele, Straten, enz. op 24 Juni 1511 gehandmerkt, wijst Jacob van Weits als leenrechtig hoofd aan, van een leen, groot 3 gem. 10 roeden, liggende in Ste Katelineparochie, bij Damme, nevens de Wateringe de ‘Schutil’Ga naar voetnoot(1). 1563. Christiaan de Brabander. Op 23 Mei 1563, legde hij zijne plechtige beloften af in de handen van Zaccheus vanden Broucke, abt van ZoetendaleGa naar voetnoot(2). Elf jaren was hij prior zijner abdij. Ten jare 1578 uit zijn klooster, door de Beeldstormers gansch verwoest, verbannen, kwam hij naar Damme en bediende er gedurende acht jaren de kapelanie van O.L.V. kerk. In 1587 bestuurde hij de parochieschoolGa naar voetnoot(3). Meteen bediende hij er het ambt van rector der kloosterzusters van Sarrepta die sedert 1587 de Priorij van Nazareth bewoonden. Hij herbouwde dit couvent uit zijne eigene penningen en eenige voorname giften. In 1595, stond hij als pastor te MoerkerkeGa naar voetnoot(4); nog ten zelfden jare bediende hij de kapelanie bij de krijgscompagnie van Jonkher Willem de Lannoy de Mingoval, gouverneur der stad Damme. Ten jare 1597 stelde hem Zijne Hoogw. Matthias Lambrecht als pastor van Sluis en Deken der Christenheid aan. Bij de overgave van die stad, in 1604, werd hem vrije uittocht geschonkenGa naar voetnoot(4). Twee getuigschriften op 12 Mei en op 18 December 1603 hem door het Schependom van Sluis gejond, loven uitbundig zijne priesterlijke deugden en zijne noeste werkzaamheidGa naar voetnoot(5). Waar hij, na zijn vertrek uit Sluis heentrok, weten wij niet. Wij haalden | |
[pagina 57]
| |
Pater Christiaan de Brabandere bier aan, niet omdat hij als monnik Nazareth bewoonde, maar met de oude Priorij en met de bevolking der stad Damme in nauwe betrekking kwam. Benevens den kloostergrond en de reeds aangestipte eigendommen bezaten de Nazaretten eenige landerijen in de Wateringe van Stampaertshoucke en Noord-over-de-Lieve. In Ste Katelineparochie beboorden bun 8 gemeten 18 roeden lands toe(1). In Juni 1866, met toestemming van den Bisschop van Brugge, schonk Philips II aan Dom Joris Wittebroot, abt van Zoetendale, oorlof om een hofstedeken met medegaande erve, liggende in Moerkerke, te verkoopen; die eigendom, ter grootte van 16 gemeten, behoorde ook aan de Priorij van Nazareth toeGa naar voetnoot(2). Het noodlottig tijdvak der Godsdienstberoerten brak aan. De stad Damme viel onder het bewind der Gentsche Geuzenrepubliek die op 26 Maart 1578 Brugge bemeesterd had. Maurits van Nassauwen benoemde er als krijgsgouverneur Hendrik De Grouve, wiens protestantsche krijgslieden in 't Nazarettenconvent hunne standplaats vestigden. Ze koelden hunnen haat op de kerk die bijna ten geheele vernield werd: enkel een gedeelte van het koor bleef recht. Inderwijle verbanden de beeldstormers de monniken van Zoetendale en vernietigden de abdijGa naar voetnoot(3). De uitgejaagde prelaat en zijne medebroeders zochten wellicht eene schuilplaats ter Priorij van Damme. Of zij er voor alsnu de wijk namen, weten wij niet. Op 16 November 1579 werd tusschen Burgmeesters en Schepenen der stad en Joris Wittebroot, eene overeenkomst getroffen waarbij het Schependom het uitsluitend gebruik van 't Nazarettenconvent aan den Abt toestondGa naar voetnoot(4). | |
[pagina 58]
| |
Op aanvraag van Philips II, schafte Paus Gregorius XIII de abdij van Zoetendale af en schonk hare goederen aan 't klooster der Jesuieten, te Brugge, op voorwaarde zij de drie nog overlevende monniken, hun leven lang zouden onderhoudenGa naar voetnoot(1). Uit een verzoekschrift in 't ingaan van November 1586 tot den Algemeen-Overste der Jesuietenorde naar Rome toegezonden, vernemen wij dat de nieuwe eigenaars zich van de Nazarettenpriorij zochten te ontmakenGa naar voetnoot(2). Ten jare 1588 ging zij over in 't bezit der zusters Augustinessen van 't Convent van St Elisabeth en Emmaüs dat sedert 1483, te Moerkerke gesticht was en den naam van Sarepta droeg. Hier komt eene aanteekening te stade uit het Register der Wettelijke Passeringen van de stad Damme, die wij overschrijven: ‘Voor Pauwel Aernoults ende Ryckaert Verpoorte, scepenen der stede van Damme, E. Heerén Pater Elias Loeff, recteur, ende Philips Arendts, procurator van tcollegie vande Societeyt Jesu in Brugghe, met consente vande Oversten blyckende by letteren van confirmatie ghegheven binnen de stad van Roome den 5 Sept. 1587, gheteeckent Jacobus Ximenez, secretaris, mitsghaders Claudio, geven halm ende wettelicke ghifte de mater ende ghemeene religieusen vanden cloostere van St Elizabeth ghenaemt Sarepten, eertyts ghestaen binnen het ambocht ende prochie van Moerkerke int Vrye, van zeker huys, lande ende erfve staende binnen der stede van Damme, de voornaemde societeyt ancommende byden overlydene van Damp Jooris WittebrootGa naar voetnoot(3), prelaet van Zoetendale zo hy tzelve bezeten heeft, west ande baermen vander vesten, oost metten voorhoofde ande brugsche strate, noort an St Agneeten cloostere, | |
[pagina 59]
| |
zuut streckende met eene gracht tot ande bannen vande groote brugsche poorte, voor eene rente van 10 ponden grooten losselyck den penninck twintich. 4 Juli 1588’. J. Opdedrinck. |
|