Waarom zijn de geslepen bijlen zoo uiterst zeldzaam in onze jongsteentijdsche woonoorden, waar er nochtans ander gerief in overvloed gevonden wordt?
't Schijnt dat de schapers die bijlen opraapten en aan de menschen verkochten: dat waren allerbeste keien om er vuur uit te slaan, in de tijden dat de tondeldozen nog in zwang waren.
In Schrikkelmaand van 1906 waren er eenige boomvelders bezig met eene wilge om te doen, niet ver van den ouden Mandel te Markeghem.
Die wilge stond maar eenige stappen van de herberg Kestenburg verwijderd en de arbeiders vonden in den boomput eene schoone geslepen bijl. Zij schonken dit wapen aan M. Gustaf Coucke, burgemeester van Denterghem en deze heer stuurde het, door tusschenkomst van den weledelen Heer K. Gillès de Pélichy, naar 't Muzeum van Gruuthuuse te Brugge.
Deze bijl heeft vermoedelijk toebehoord aan de bewoners van het paaldorp van Denterghem, dat niet ver van de plaats gelegen is, waar ze gevonden wierd. Zij weegt 140 grammen en heeft eene lengte van 13 centimeters. De snede is 5 centimeters en de kop 3 centimeters breed.
't Mag ook als eene merkweerdigheid aangestipt worden dat die bijl van Markeghem uit bruinen keisteen van le Grand Pressigny gekapt en geslepen wierd.
***
In 't klein volkenbeschrijfkundig Muzeum van Caster zijn er twee handhouweelen te zien, die van keisteen gemaakt zijn.
Zijn wierden te Caster niet gevonden. Zijn wierden ons geschonken door 't Muzeum van 't Jubelpark te Brussel en zijn verleden jaar te Spiennes aan 't licht gekomen.
Spiennes is een dorp niet ver van Bergen gelegen en dit dorp is de wereld door bekend, omdat er zoovele werktuigen en wapens van den jongen steentijd van Spiennes afkomstig zijn.