Mengelmaren
Dr Juul Persyn. Dr Schaepman I. Centrum, Utrecht, Veritas, Antwerpen. Prijs 6.30 fr.
Dat de Nederlandsche letteren weeral met een nieuw prachtwerk verrijkt zijn, kan men alleen hieruit opmaken, dat het de belangstelling heeft opgewekt van alle letterkundige bladen en tijdschriften. Niet altijd was hun geschrijf ongetemperde lof. Men heeft het Dr Persyn euvel gerekend dat hij den ‘grooten katholiek’ te veel naar het uiterlijke heeft geschetst, midden eene onafzienbare reeks van wetenswaardigheden, waaronder het innerlijke zieleleven zoek geraakt. Gansch anders was Verwey's methode toen hij het over Potgieter had. Niet zelden, zoo schreef men nog, laat hij zijn held een poos met rust, om de aandacht der lezers af te wenden naar tallooze bijkomende personen en feiten, zoodat men zich onwillekeurig afvraagt: ‘maar waar blijft de Doctor nu weer?’ Niet heelemaal onjuist schreef K.E. in Hooger Leven: ‘deze levensbeschrijving is de ruim omvattende lijst waarin tal van biographiëen zijn ingeschoven’. Niets blijft onaangeroerd in die zooveel omstrengelende levensbedrijvigheid. Op het ouderlijk erf vinden we onzen held stoeiend en leerend, en volgen hem dan naar het Seminarie en hooger op naar Rome. Gaandeweg genieten we zijn eerste pennevruchten ‘De Paus’, ‘Vondel’, enz. Maar onzeggelijk veel meer nog vernemen we op die zware reis, want Dr Persyn met zijn weergalooze belezenheid, zijne overbekendheid met de Nederlandsche toestanden van dien tijd, weet zoo bijster veel te vertellen dat de geest eronder bedwelmd geraakt. Zooals het boek daar nu ligt is de moeilijkheid minder geworden, maar zij die week voor week in het Centrum die tallooze feiten hebben trachten aaeen te schakelen hoefden wel eens naar oudere nummers te grijpen.
Dat zal nu wel alles reeds vermeld zijn geworden: alleen de letterkundige waarde van het boek is over het algemeen buiten kritiek gebleven: geen wonder waar we te doen hebben met den gevierden woordkunstenaar van ‘Kiezen, Smaken, Schrijven’.
Liefhebbers van gezonden, pettigen humor, leest even het kap. XX, of best nog in kap. LIII, ‘aan Utrecht’ dat bezoekje, met van Heukelum, aan het krankzinnigenhuis. Maar het opvallende in het