Biekorf. Jaargang 24
(1913)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 177]
| |
[Nummer 12] | |
Een ‘Cluyseghe’ te Sint-WinnoksbergenIN Biekorf, 17e jaar (1906) bladz. 110-112, deelt E.H.R. Dupont eenige wetensweerdigheden mede over de ‘cluseneghen’ te Nieupoort, gedurende de XVe eeuw. Omstreeks denzelfden tijd, of liever in het begin der XVIe eeuw, was er ook een ‘cluyseghe’ te Sint-WinnoksbergenGa naar voetnoot(1). L. Debaecker, Recherches historiques sur la vitte de Bergues, Bruges, 1849, blz. 194-196, spreekt ervan en verhaalt dat, nog in de XVIe eeuw, op Sint-Pieters- | |
[pagina 178]
| |
kerkhof, een armtierige kluis stond, uit steen gebouwd, waar een boetveerdige man of vrouw het leven doorbracht in gebed en versterving, levende alleen van aalmoezen. Om tot de kluis toegelaten te worden, moest men vooraf van het magistraat oorlof bekomen en voor den pastor van St Pieters geloften afleggen. Dan leidde de pastor, met zekere plechtigheid, de nieuwe kluizenares of den nieuwen kluizenaar binnen de kluis, en, na dezen den vredekus gegeven te hebben, sloot hij voor altijd de zware eikenhouten, met ijzer beslagen deur. L. Debaecker betreurt niet meer bijzonderheden te kunnen geven en wij betreuren daarbij dat hij vergeet te zeggen uit welke bronnen hij zijn gezegden put. Uitvoeriger inlichtingen, nauwkeurig en betrouwbaar, treffen wij aan in twee kronijken uit dien tijd: een fransch handschrift van Ch. de Laroyère en een vlaamsche kronijk van Pieter Lanczwert, ‘poorter der stede van Berghe’ (1476-1542), die schrijft ‘de zaeken binnen mijnen tijde geschied, eensdeels alzoo ik gezien en eensdeels alzoo ik vernomen hebbe’.Ga naar voetnoot(1) Deze inlichtingen laten ons toe de beweringen van L. Debaecker te wijzigen en te volledigen en wat meer licht te werpen op deze eigenaardige instelling. Vooreerst, L. Debaecker vergist zich wanneer hij zegt dat de kluis nu eens door een man, dan eens door een vrouw bewoond was. Van een kluizenaar is er nergens sprakeGa naar voetnoot(2), maar altijd en alleen van ‘de cluyseghe van de stede’ | |
[pagina 179]
| |
die verbleef ‘in 't cluyshuys van Sint-Pieterskerckhof’, waaruit blijkt dat er maar ééne kluis bestaan heeft. In October 1530 was de ‘cluseghe’ gestorven, nadat zij ‘omtrent de 28 jaar hadde besloten gheweest’ zonder één enkele maal haar eenzaam verblijf te hebben verlaten, alwaar zij had gebeden voor het heil en den vrede onder de bewoners van de stad en de kasselrij. In hare plaats trad ‘Suster Mayken Robins, religieuse van de susterkens boven’, ‘religieuse de l'ordre de S. Franchois, dit d'enhaut’. Hier is bedoeld het klooster der Annunciaden of Grijze Zusters, der Derde-Orde van St FranciscusGa naar voetnoot(1), gelegen in het hooge gedeelte van de stad. Zij was aangenomen, niet door het magistraat alleen, maar door den abt van Sint-Winnoks, het magistraat en de notabele parochianen van Sint-Pieters. Voor deze laatsten en het magistraat, is hun tusschenkomst wellicht hierdoor te verklaren, dat zij de ‘cluseghe’ onder hun bescherming en verantwoording namen en waarschijnlijk bijdroegen tot het onderhoud van haar en van de kluis. 't Was echter de prelaat van St Winnoksabdij, die zoowel in de aanveerding als in de plechtigheid der besluiting de hoofdrol speelde; niet alleen gewis omdat hij de hoogste waardigheid bekleedde in de stad, maar wellicht ook omdat hij het patronaat bezat over de kerk van St Pieter en omdat, naar een onderstelling waarop we verder terugkeeren, de stichting der kluis aan de zorg van de abdij te danken was. Den 16n November 1530 deed Maykin Robins hare intrede in de kluis. In Sint-Pieterskerk werd er ‘ten hoogen autaere een devote misse’ gezongen, waaraan de geestelijkheid, het magistraat, edelen en burgers van de stad en de kasselrij tegenwoordig waren en waaronder de prior der Dominicanen een sermoen predikte. Of er voor den pastor geloften werden afgelegd, staat hier niet vermeld. Na de mis werd de nieuwe ‘cluyseghe’ stoetgewijze | |
[pagina 180]
| |
uit den choor naar het cluyshuys geleid. Vooraan stapte ‘suster Mayken met een blommenhoed op zyn hoofd’, tusschen den prelaat van Sint-Winnoks en den prior der Predikheeren. Dan volgden de groot-baljuw, het magistraat en de kerkmeesters van Sint-Pieters. Bij den ingang van de kluis ontving de ‘cluseghe’ den zegen van den prelaat en trad daarna blijgezind de kluis binnen om er tot haar dood te bidden, te vasten en strenge boete te doen. De deur werd gesloten ‘met drie slotelen, danof den eenen gelaeten was in de bewaernesse van poortmeester ende schepenen’. De twee andere sleutels berustten, volgens L. Debaecker, in de pastorij van Sint-Pieters. Hoe lang de kluis nog bestaan heeft, weten wij niet. Verders is er geen melding meer van gemaakt. Misschien zal Mayken Robins wel de laatste ‘cluseghe’ geweest zijn, daar ook elders, te Kortrijk, te Nieupoort, in de XVIe eeuw, dekluizen opgehouden hebben te bestaan. Wanneer en in welke omstandigheden de kluis gesticht werd, meenen wij te vinden in een brief van 2n October 1478, gestuurd uit Brussel, door Johannes, nuncius van Paus Sixtus IV bij het hof van Maximiliaan, naar Jan Maes (Masius), abt van Sint-WinnoksGa naar voetnoot(1). De nuncius had een smeekschrift ontvangen van Maria Van Hende, kloosterzuster in het hospitaal te Boonen, waarbij deze verklaart dat zij, door een bijzondere godsvrucht gedreven, sedert verschillende jaren besloten heeft zich in een kluis terug te trekken, waar zij, voor 't overige van haar leven opgesloten, zich in rust zou kunnen wijden aan gebed en vrome beschouwing. Derhalve smeekt zij den nuncius haar de toelating te verleenen een kluis te bouwen en er zich op te sluiten. De nuncius wil haar steunen in haar loffelijk besluit, doch daar hij niet oordeelen kan over hare gesteltenis, belast hij den abt van Sint-Winnoks te onderzoeken of haar voornemens gegrond en oprecht zijn en dan te zorgen dat voor haar op een geschikte plaats een kluis zou gebouwd worden. | |
[pagina 181]
| |
Mag men daaruit niet onderstellen dat abt Maes alsdan, in overleg met het magistraat van de stad en het kerkbeheer van Sint-Pieters te Sint-Winnoksbergen de kluis heeft laten bouwen? E. Van Cappel. |
|