Mengelmaren
Nog over Duitsche schapers
HIER laten we nog eenige namen volgen van Duitsche schapers wier afstammelingen nu ook meest een hofstede beboeren.
Pijpers, Lutters te Dudzeele. |
Deckers, Westcappelle. |
Schruers, Nijskens, Linskens, Ramaeckers, te Lisseweghe. |
Hudders, te Oedelem. |
Hobus, Nobus, te Damme. |
De stamvaders dezer gezinnen kwamen zich in 't Noorden vestigen als schapers. Ze dienden op de ‘schaaphofsteden’ en terwijl ze met de schapen uitgingen, breidden ze wollen kousen en netten. Ze hadden het recht een zeker aantal schapen ten koste van de boeren voor eigen bate aan te kweeken. Vlijtig waren ze en spaarzaam: zoo vertelt men van een hunner dat hij de wol welke de schapen nalieten langs de ‘doornhagen’ en afsluitingen zorgvuldig afploos en er mede verscheidene matrassen vervaardigde en verkocht. Niet zelden huwden ze de dochter van hun boer en werden allengerhand zoo welstellend als hun meester.
Rond hun naam vertelde men ook allerlei sprookjes: sommige hunner werden aanzien als gemeenzaam omgaande met tooverheksen; ook wisten ze soms aau anderen te vertellen wat ze in hun eenzaam leven ontmoet hadden; ze spraken van katten die verschenen en plotselings verdwenen, enz.
C. Sch.