Biekorf. Jaargang 24
(1913)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMengelmarenArth. Coussens. Pennetrekken uit Denemarken. J. Lannoo, Thielt. 2 fr.Wie goedkoop een aangenaam en leerrijk uitstapje wil doen naar Denemarken, die zette zich enkel in zijn zetel en neme, benevens een kaart van Denemarken, ter hand het boek van E.H. Coussens, dat Jos. English heelt opgeluisterd met een prettige bandversiering. Zoo doende zult gij u het ongemak sparen te reizen op een stikheeten zomerdag en u een nacht lang te vervelen met ‘Duitschers die knackwurst aten, Duitschers die ham aten, Duitschers die kaas aten, Duitschers die eiers aten, Duitschers die spraken over Marokko, Duitschers die spraken over soldaten, Duitschers die spraken over officieren, Duitschers die spraken over den kroonprins, Duitschers die spraken over Wilhelm den Zweite in persoon.’ Al lachende zal men erin loeren Denemarken kennen in zijn geschiedenis, terloops; in zijn volk: ‘een Deen is iemand die in zijn vrijen morgentijd veel te gaarn een uiltje blijft vangen om tijd over te hebben voor de kerk en die zich veel te gaarn verlustigt in schouwburgen, circussen, cinemas en Tivolikermissen, om op iets ernstigers te denken, die niettemin vast meent dat niemand het beter doet of kan doen dan hij, en die dan natuurlijk ook denkt dat de hemel hem van rechtswege toekomt, wel te verstaan als hij er aan gelooft’ - dit volgens 't oordeel | |
[pagina 143]
| |
van een Pruis, dus een rasvijand der Denen; maar volgens eigen oordeel zie: maar liever ‘Deensche menschen’; in zijn boerebedrijf, die van Denemarken 't klassieke land maakt van den wetenschappelijken landbouw; in zijn gedenkbouwen; oude te Lund en te Roskilde: nieuwe te Kopenhagen; in zijn vaderlandsliefde en taalfierheid die zich vooral uit in Zuid-Jutland, door de Duitschers veroverd, in de gedichten van Richardt en Lauritsen, en grootendeels leeft van den haat tegen Duitschland; in zijn godsdienst, een plooibaar protestantismus hevig door 't moderne rationalismus aangetast, met hier en daar toch reeds een oplevend katholicismus onder de werking van Duitsche Jesuieten en Vlaamsche paters en Vlaamsche zusters. Heel belangrijk het hoofdstuk: ‘Naar het Missiehuis te Vejle.’ Vooral in zijn letterkunde. Het boek is als een schrijn vol pareltjes van Deensche dichtkunst, die de schrijver heeft vertaald zoo letterlijk mogelijkGa naar voetnoot(1). Breek van de oude moedertaal,
Snijd het marmer blok na blok,
Verzamel u gebed en liefde;
Zoo een muurwerk houdt zeker,
De dolle barenslag der zee
Maakt het dubbel blank en sterk.
Wij leven in het gezelschap en vernemen er 't werk van mannen als Georg Brandes, den wereldberuchten godshater, als Holger Drachmann, den bekrompen sectaris, als Johannes Jörgensen, den groothartigen bekeerling, wiens meesterstuk ‘De weg naar het Licht’ de schrijver E.H. Coussens met zoo'n bijval aan de Nederlandsche letterkundige wereld bekend maakte, en andere letterkundigen. Maar daartusschen een wemeling van tweede rangsch personen uit de Deensche wereld: boer Larsen, pastor Schmidt, den potsierlijk verwaanden gids door Aarhus, enz. personen die leven en bewegen in het land dat de schrijver voor onze oogen doet opdoemen ‘zachtgolvend, gerust-landelijk’ uit de zee. En dit alles in een losse, zwierige, huppelende taal die toch weidsch en breed kan worden en soms wel eens sidderen van ontroering als in 't laatste hoofdstuk: ‘In stil herdenken’. Veel Vlamingen moeten eens die reis medemaken in dit typische en wel getypeerde land. Ouder een geleide als dit van E.H. Coussens die hier heurtelings zoo gemoedelijk weet te praten, zoo geestig te schertsen, zoo boeiend te onderrichten, zoo diep te ontroeren, zal hun de herinnering aan het heerlijk uitstapje naar 't Noorden bijblijven, onvergetelijk. O.V. | |
[pagina 144]
| |
Wij ontvangen de volgende brief:Mijn waarde Biekorf, Mag ik u, voor de liefhebbers van mathesis, de oplossing zenden van uw ‘oud chineesch vraagstuk over den rechthoekigen driehoeks’? De schuinsche zijde, zegt gij is a? De grondlijn b en de hoogte is c. c + a = 144 en b + a - c = 28. Welke is de waarde van a, b, c? *** a + c = 144 (1) b + a - c = 28 (2) a2 = b2 + c2 (3) (1) en (2): 2a + b = 144 + 28 = 172 (4) (1) c = 144 - a c2 = 1442 - 288a + a2 (3) c2 = a2 - b2 1442 - 288a + a2 = a2 - b2 1442 - 288a = - B2 b2 = 288a - 1442 (5) (4) geeft: b = 172 - 2a b2 = 1722 - 688a + 4a2 (6) (5) en (6) geven: 1722 - 688a + 4a2 = 288a - 1442 - 688a + 4a2 - 288a = - 1442 - 1722 - 976a + 4a2 = - 1442 - 1722 2442 - 976a + 4a2 = 2442 - 1442 - 1722 Bij gevolge: c = 144 - 74 = 70 b = 70 + 28 - 74 = 24 Quod erat demonstrandum. Hoogachtend. Dr A. Peel, Volksvertegenwoordiger. Kortrijk, 4 Jan. 1913. |