Biekorf. Jaargang 24
(1913)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 141]
| |
en men ontwaart er niets van; men zou denken dat men te midden een vlaamsch landschap rondwandelt. Wij volgen eene wijle, een grooten steenweg; de zomerweg ligt op de baan niet, waar wel nevens de baan, langs den akker, achter de gracht, die langs de baan loopt; daarna volgen wij eene zandstraat en wij komen welhaast aan een gehucht van huizen en hoeven, waar er echter geene enkele herberg te zien is. Wij komen aan eene hofstede, die vierkant toegebouwd is, evenals onze frankische hoeven; wij kloppen aan de deur van de woning en de meid komt opendoen; gansch onthutst slaat zij de deur weder toe en de boerin komt zelf opendoen en vergunt ons oorlof om de hofstede te bezoeken. Wij treden in den peerdstal, die eene der zijden van het vierkant uitmaakt; de peerden staan niet als bij ons, met den kop naar den muur, in slieten, die langs de muren staan; te midden van den stal is er een gang; aan elke zijde van dezen gang staan de peerdenslieten en staan de peerden met hunnen kop naar den gang gekeerd, zoodanig dat men achter en tusschen de peerden niet moet gaan, om harer of drinken in de kribbe te gieten en hooi in het rosteel te werpen. De koeistal en de schuur verbeelden ook eene zijde van het vierkant hof: de ingangpoort is tusschen de beiden, rechtover de woning. In den koeistal gaat men al den zijgevel en men komt eerst in het koeitetenkot, waar er verschillende standen staan en waar een knecht bezig is met lijnzaadmeel te roeren. De koeien hebben geene slieten: ze staan nevens elkander met een keten aan de beide zijmuren gebonden. In de schuur is er geen dorschvloer; de gansche schuur is maar een kot dat vol schooven zit. De vierde zijde van het hof bestaat uit het wagenhuis en de slaapkamers van de knechten. | |
[pagina 142]
| |
In het wagenhuis staan er schoone rijtuigen met twee en vier wielen: een bewijs van den welstand van de Deensche boeren, wier werk meest door katholieke Poolsche arbeiders verricht wordt. Als wij alles nauwkeurig nagezien hebben treden wij op verzoek der boerin in de woning. Al de kamers zijn sierlijk opgeschikt met steedsch huisgerief; de piano, die in alle Deensche huizen, ook bij de werklieden te zien is, ontbreekt er natuurlijk niet. De pronkzaal, die op 't einde van 't huis, de gansche breedte van de woning bekleedt, bevat tafels, kassen en stoelen, zooals er bij ons in de rijke burgershuizen te zien zijn; al buiten nochtans, gelijkt de woning, met heur rieten dak en heure grijze vensterluiken, een eenvoudig vlaamsch boerenhuis. J. De Bie. |
|