Biekorf. Jaargang 24
(1913)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 129]
| |||||||
[Nummer 9] | |||||||
Het Paasch- en het O.H.-Huizeken te NieupoortOns Heeren HuizekenIn de kronijk van J.B. Rybens, dl. I, bl. 108 en vlg.Ga naar eindnoot(1), lezen wij daarover hetgene volgt: | |||||||
[pagina 130]
| |||||||
waeragtig kruys ons heeren Jesus Christus, in welke kapelle allen Vrijdaege van het jaer gedaen wierden drij missen die aldaer waeren gefondeert met uytnemende devotie en toeloop van buytenlieden alsook van de stad; het is op desen dagh dat dit alles wiert vernietigt te weten alles dat daer van binnen was, als den autaer, banken, en ander dingen wiert gebrant door d'Engelschen die aldaer de wagte hadden; gelukkiglijk dat den gekruysten Godt is gesalveert door sekeren sieur Norbertus Merlebecq, zoon van den heer balliu dezer stede, want sij hadden alreeds dit weerdig beeld aen het vier gelegd, maar door den voorseyden persoon daer uyt getrokken en het selve gebragt naer de stad, het welke jegenwoordigh staet in onse groote kerke en met veel devootie aldaert werdt geeert en aenbeedenGa naar voetnoot(1)’. (Vgl. hierbij onze afb. van 't kruis en 't altaar uit die kapel). Zinkpr. van R. Dupont.
| |||||||
[pagina 131]
| |||||||
Iets heeft J.-B.R. nog vergeten, volgens de legende: het kruis vroegertijds herhaalde malen in de kerk gebracht, werd keer op keer den volgenden morgen gevonden op de plaats, waar volgens die wondere aanduiding, naderhand de kapel gebouwd werd. Laat ons nu, met het weinige dat we daarover tot nog vonden, bovenstaande toelichten, verbeteren en aanvullen. In de stadsrek. 1574Ga naar voetnoot(1) is er reeds spraak van het maken van ‘thuusken van terucifix’ en nog in 1578 van 't zelfde ‘godshuzeke’. In den geuzentijd hebben de ‘rebellen van zijne majesteyt’ het kapelleken vernield; de stad bouwde het weer op in 1607. Pedro Davila, gouverneur der stad, zonder daarvan kennis te geven aan kerk - en wetheeren, deed het afbreken en bouwde een nieuw op dezelfde plaats in 1718. Hij gaf aan de kerk een som van 1000 guld. vl. courant, met last wekelijks 2 missen te doen lezen in het ‘O.H. Huyseken’ door de Paters Recolletten. Na de plundering van 1793 werd het kruisbeeld overgebracht naar de kerk. Binst den beloken tijd werd het in veiligheid gesteld; in 1802 heeft men het gehangen in de kerk nevens de spaansche kapelle (nu de vonte), en in 1834 voor goed op het autaar van het h. kruis, toevertrouwd aan 't hoveniersgildeGa naar voetnoot(2). Op de plechtigheid der boetprocessie binst de Zending, wordt het oude kruisbeeld van O.H. Huiseken door de hoveniers gedragen. Dat kapelleken stond buiten de Stegherpoort (bewesten stad) tusschen het oud-westelijk-Veurne sas en den vlotkom nu. Over de herkomst van het kruisbeeld hebben wij tot nu niets kunnen opsporen. Voorzeker bestond het vóór 1574: | |||||||
[pagina 132]
| |||||||
immers volgens de aanteekening in de stadsrekening van dat jaar schijnt het een reeds gekend crucifix. Tot 1718 was het toezicht en bestuur van het O.H. Huizeken toevertrouwd aan den hoofdman van de parochiekerk, en de gelden der offeranden waren voor de kerk. Van toen af trok de gouverneur Davila alles tot zich. Drie rekeningen zijn bewaard: zij geven de inkomsten vrijdag per vrijdag: daarin zien wij dat het heiligdom druk bezocht werd op dien dag en tegen alle kwalen. Een gebruik dat op te merken valt is het uitdeelen van zijdedraad. Sluit dit gebruik zich aan bij de legende die nu nog in den volksmond ligt, nl. dat na de wonderbare ontzetting van 28n Juni 1489 er 's nachts rondom de stad een wondere zijdedraad gespannen lag, dien men opwond en uitdeelde? Zoolang men hem kosteloos uitdeelde verminderde de hasp niet. | |||||||
Bijlage I: Aanteekeningen uit rekeningen berustende in 't stadsarchief.Stadsrek. 1574: ghemaeckt thuusken van terucifix buuten de Stegherpoorte in Sporcle. Id. 1578: ...ontdeckt tgodshuzeke buuten de Stegherpoorte. Id. 1609: Mr Joos de Boode burchm. van der courpse over zeker verschot bij hem ghedaen tot uprechten van een nieu onzen lieven heeren huyzeken buyten de Stegherpoorte dezer stede staende, hier voor tijden bij de rebellen van zyne Majesteyt afgebroken... bet. den 26 Januari 1608 220 l. 10 s. Id. 1610: Mich. Van Rolleghem matsenare van bij hem ghepaveert thebben onze lieven Heeres huuseken buuten de Stegherpoorte in Oest 1609 16 l. Id. 1790: Joris De Brauwere directeur van O.H. huyseken staende bij het Veurne Sas, bewaeken van het gebouwken gen. het keirshuys van de Capelle. Kerkrek. 1677: Ontfaen van Melchior Deleeuw uit penninghen van Onsen heere huyseken 210 l. Id. 1701: Ontf. van h. Lambrecht uut het ghelt van O.H. huuseken 803 l. Id. 1751: Ontf. van Pieter Winnaert als directeur van O.H. huyseken nevens de stadt 1000 g. vl. c. tot exoneratie van 2 gefondeerde messen te weke in tselve capelleken van den heer generael Davila overleden gouverneur deser stede (ghejont de kerke om ghemployeert te worden tot d'indispensable refectien) te doen in 't kapelleken door de Recolletten. | |||||||
[pagina 133]
| |||||||
Id. 1752: Pr Winnaert directeur van het capelleken ghen. O.H. huyseken staende in de fortificatien deser stadt voor de 2 ghefondeerde messen voor gouverneur Davila ghecelebr. door recolletten in 't zelve capelleken. Id. 1802: 15 mey bet. voor het halen en stellen van de cruyssen te weten dat van Sieur Carel Willaert eñ dat van Sieur Merlebecq geseyt dat van O.H. huyseken. | |||||||
Bijlage II. Aanteekeningen uit Pak C, no 2, berustende in 't kerkarchief.[Bundel]. Bewysen van Ons heeren huyseken van hetgonne de hooftman Poetewijn van de kercke van Nieup. heeft ontfangen eñ uutghegeven, dat geschiet is tzijdert den overlijden van Hr Hooftman Lambrecht tot den tydt dat dheer gouverneur Davila, het selve huyseken naer hem heeft getrocken. (1714-15 tot 1718.)
[Uit het sterfhuis van Mr Lambrecht:] Goederen toebehoorende aen onsen Heeres huyseken: Een groen zyden schortie met een gespellewerckte cant van onder daeraen een haspken roo zyde It. 5 silveren herten een silveren plattie daerop gegraveert twee ooghen een plattie silver daerop gebotseert de forme van eene schuittie een silveren beentie ofte voetie 5 cleene silveren madaelkens een silveren agnus deyken met een silveren keetentie.... Nota datter inde maent van meye 1716, synde Synxendagh door een man en een vrauwe van Blankenberghe, aen onsen heere, een silveren croontie vereert is.
Item het selve sterfhuys moet oock goet doen aeñ kercke het incommen van twee bussen van onse Heeres huyseken... genomen tot 8 schellynghen groote te maende bij accorde.
It. oock goet te doen de henden van de wassen kerssen, als oock wassen beentiens, armkens, ende kynderkens....
Rekenynghe van het tgonne poetewijn ontfāēn heeft over het vercoopen van roeten kerssen, zydedraeykens eñ wassen beentiens aermkens ende anders in onse Heeres huyseken... 27 Sept. 1715 synde vrydaegh heeft Poetewijn van Marye vidua Mattheus Cytor over het vercoopen van kerskens ontfangen ende over roo zyde tsamen dry guld. 19 st., hier van afgetrocken ses stuyvers over zydedraykens gelevert, ende vyf stuyvers over haer moeyte, sonder den druyp van de kerskens het welk is in profytte van het selve onse L. Heeres huyseken, rest nogh suyver voor het capelleken 3. 7. 9. | |||||||
[pagina 134]
| |||||||
Al de vrydaghen van 27 sept. 1715 tot 25n dito '16 brachten op van kerssen, zydedraeykens, bussen, wassen beentiens, etc. 123 l. 13 s. 6 d.
Nota dat den heer gouverneur Davila op den 28n Maerte (1718) heeft doen haelen ten huyse van Sr Louys Van Roo, den sluismeestere, den slooter van onse heeres huyseken als wanneer zij het oude capelleken hebben doen afbreken, ende gestelt Onse Heere-aen-het-kruys, in een houten capelleken, tot dat nieuwe ghemaect is, eñ aen selven sluismeestere belast, met de sorghe van het selve open en toe te doene, om daerin kersen te laeten branden, waervan zy een nieuw slot en sloter hebben doen maeken, eñ in sijn handen hebben gegeven; ende op den 31n Maerte sijnde donderdagh, heeft de selve heer gouverneur ten huyse van heer Poetewijn den adjudant Nicolou gesonden tot haelen eñ vraghen de sloters van bussen van het selve capelleken. De heer Poetewijn niet thuys wesende heeft die naermiddagh gesonden ten huyse vañ heer gouverneur, de welke ten selven daeghe, den eersten steen heeft geleyt van tselfde capelleken eñ die slooters gegeven aen voorseyden sluismeestere, sonder oyt gesproken ofte gheseijt heeft ofte doen segghen, aen voorn. Poetewyn, om wat reden ende het oude capelleken ghingen afbreken. Van welcke weeringe van voors. slooters heeft Poetewijn op den eersten April sijnde vrydaegh gheweest part ofte te kennen gheven aeñ heere Burgmeestere Coppieters ofte den heer Gouverneur hem ofte de weth daer over kennesse hebben gegeven van dat hij het selve capelleken ginck doen afbreken ende nieuwe doen maken, ende dat hij de slooters heeft geweirt ofte doen haelen ofte weiren, sonder iet te doen segghen in wiens proffijte de rekeninghe soude wesen. Welcken heer Burgm. seyde dat men hem niet en heeft daer over de wete heeft gedaen dat hij het oude capelleken ginck doen afbreken nogte aen weth; waerop de selve heer Burgm. aen Poetewijn versochte dat hij s'anderendaeghs, synde saterdagh, ende Wethdagh, dat ick soude willen boven op schepencamer kommen ende sulcx aeñ weth daer over raport te geven; hebbende de weth aen Poetewijn geseydt dat zij daerover sullen voorsien.
In Nomine Domini. - Amen. Wy onderschreven, guardiaen ende discreten van het convent der Minderbroeders Recollecten tot Nieuport, zynde tot kennisse gekommen hoe dat het myn Edele heeren van het Magistraat deser Stede in qualiteyt van opperregeerders van het capelleken gheseyt Ons Heerens huyseken staende omtrent dese stadt, belieft heeft op te nemen ende rentewijs aan te leggen de capitaele somme van duysent guldens vlaems, eertijts gelegateert door wijlent d'heer Pedro Davila gewesen gouverneur der stede ende port van Nieuport om uyt de croysen derselve twee wekelyksche missen in het geseijde cappelleken door onse religieusen (gelyck blyckt uit sijn testament) tot laeffenisse zynder ziele te doen lezen; voor welke twee wekelijcksche missen jaerlijcx aen ons convent soude gegeven worden de somme van vyf en veertigh guldens vlaems courant. Maer aengesien wij dusdanighe | |||||||
[pagina 135]
| |||||||
legaeten uyt kracht van onse instellinghe ofte regel ende van reghtsweghe niet en moghen aanveerden ten sij bij maniere van enckele aelmoesse - Protesteeren wij liberlijk in den heere dat wij het voorschreven legaet uijt kracht van legaet (als hier toe onbequaem zijnde) niet en versoucken nochte en willen ontfanghen. Is het saecke nochtans dat het mijn Edele Heeren sal believen de voorseijde somme van 45 guldens bij maniere van enckele aelmoesse, sonder obligatie, dominie ofte eijgendom jaerlyckx aen ons convent te verleenen, sullen deselve aldus enckelijk ontfangen; ende soo veel als in ons is ten vollen ende getrouwelijck voldoen aen den godtvrughtigen wille van den Testateur. Actum in Nieuport desen vierden Augusti 1731.
R. Dupont |
|