meter, of een slag minder. Van leest: gelijkende meestendeel op een eiwijsde [jasmijn]blad, doch rondom uitgebekt aan den zoom. Dan van doeninge: zittende vast op de schacht van een ganzepenne, om ze bij dezen steert te kunnen grijpen, of om ze daarbij te doen houden achter 't lint van een hoed, in het raam van een spiegel of eenderwaarelders. [Waren die teekens in den ouden ouden tijd, misschien oprecht en in de daad een blad van een gewas? 't Is mogelijk. Enja, een van de eerste ‘kokarden’ geweest, het omwentelaarsteeken van Cam. Desmoulins te Parijs op 12n in Hooimaand 1789, was immers ook niets anders als een blad van een boom (A. Gabourd Hist. de la Révol. et de l'Empire, bd. I, bl. 121). En bij de Bruggelingen da', op 11n in Zomermaand 1787, toen ze opliepen tegen Joseph den 11n, 't was wel een karote (B.J. Gailliard Kronyk... der stad Brugge. Brugge, 1849, bl. 336). Er zijn nog andere voorbeelden... Nu, 't gissen blijft hier vrij, maar 't missen staat erbij].
Daarna voor onderwerp? Ik bedoel datgene wat te zien valt op die gildewaaierkes. Wat is 't? 't Is: ofwel de beschermheilige van ‘'t hof’, ofwel een van de gildekoppen (keizer, koning, deken, hoofdman, speelman, tapper... al zoo voort), of een gildelid in groot geweld (aan 't bollen of aan 't schieten...), of de knaap in zijn gewaad [alverre zooals een trommelaar-uit-de-burgerwacht nog heden prijkt op zijn eigen nieuwjaardicht].
Die vlagjes kwamen-uit onder het gildemaal, en werden besteld aan de leden door de gildeknapen... mits een stuivertje drinkgeld.
Heer A.D. heeft dergelijke gildeteekens achterhaald, vanaf 1770 tot op den tijd toen hij 't gebruik daarvan boekte. Op-een-laatste evenwel, is de steen- en kleurendruk de eigenaardigheid dier printen komen bederven; 't was voor de schoonte, voor de goedkoopte... dat men 't spel verneukte. En vaneigen in veel gilden, zijn dan die vlagjes nadien vervangen geworden door nogmeer-gedistingeerde teekens, en dit was: door voor-elk-een-roze! Nog immer werden deze door de gildeklerken uitgedeeld, die voort daarvoor entwat gestopt werden in de hand... doch die't van dien stond af, velemeer verdienden onder hunnen... br...
'k Weet niet, wat thans daarvan nog over is.
T. Raepaert.
DE Spuurluut waarvan de heer J.D.B. gewaagt in 't voorgaande Tk is de langgebekte, bruin-op-grijs gespikkelde watervogel in boeken bekend onder den naam van Wulp (Scolopax arquata of Numenius arquatus). Op de kust en in de moerasstreken heet hij Spuurluut. Deze naam (zooals de fransche: Courlis) is klanknabootsend van den vogel zijn geschreeuw.
E.d.S.