14sten in Lentemaand van het jaar O.H. 1479. Drie dagen reeds was het ongedoopte kind begraven op eene ongewijde plaatse, in den hof van zijne ouders. De moeder en andere godvruchtige vrouwen, bedroefd zijnde dat dit kind zonder doopsel was gestorven, hun vertrouwen stellende op Gods almacht en op de voorspraak van zijne Heilige Moeder, hebben het kind doen ontgraven, en daar het blijkbare teekens van leven gaf, het ter kerke gedragen, waar het gedoopt werd. Na het heilig doopsel heeft het kind nog eene ure of daaromtrent geleefd, waarna het stierf en in de gewijde aarde begraven wierd.
In onze tijden van ongeloof, komt dit boekwerk de godsdiensthaters en al deze die alles in twijfel trekken wat de krachten der natuur te boven gaat, een nieuw en onweerlegbaar bewijs leveren van Gods wondere bovennatuurlijke werken. Voor de talrijke geloovigen die uit gansch het westland, uit Fransch-Vlaanderen en uit alle vlaamsche gewesten den zoo vermaarden ommegang en bedevaart komen doen, geeft dit werk eenen vasten grond aan hunnen eerbied. Geen twijfel of dit werk zal den eeredienst tot Maria nog meer doen aangroeien, met de daadzaken voor oogen te leggen en de echtheid ervan te bewijzen.
Zooals voor zijn voorgaande werk, heeft de E.H. Opdedrinck nauwkeurig de oorkonden geraadpleegd van den tijd zelve waarop het wonder geschied is, en zelfs heeft hij eenen afdruk doen maken van de oorspronkelijke mirakelbulle.
Na de verrijzenisse duidelijk gestaafd te hebben, heeft de moedige navorscher, nog altijd de oorkonden nagaande, zooals de rekeningen van St-Janskerke en van de stad, alsook de resolutieboeken derzelfde stad, den eeredienst gedurende de vier verloopene eeuwen doen kennen, die O.L.V. van Sint-Jan genoten heeft. Vele nuttige en leerrijke bemerkingen komen erin voor, die ons den godsdienst en de betrekkingen der burgerlijke overheid met de kerkelijke leeren kennen; die ons de rederijkers doen opdagen, dewelke in hun midden eene zoo wondere stoffe vonden om hun vernuft te toonen, en hunne kunde in het voordragen van hunne gewrochten. De schrijver en laat niet na, ons voor oogen te leggen hoe drie malen de dankbare stad een honderdjarig jubelfeest vierde in 1680, 1778 en in 1879.
Geen twijfel of dit boekwerk dat de gekende schrijver zooveel moeite en arbeid gekost heeft, door vele Vlamingen geerne zal gelezen worden, tot vermeerdering van Maria's eeredienst en stichting der geloovigen.