Eerst. - Een man met een vorke in zijn hand komt huiswaards; twee vrouwen staan buiten aan hun werk. Rondom en in de verte een breed veld, met boomen, daartusschen een kerktorre uitsteekt. - Koeien, aanden en ander pluimgedierte staan op den voorgrond.
Dan - een gezicht op een koorenveld met schooven die gestuikt staan op den akker. Langs den weg een koppel peerden, met eenen hooggeladen wagen. De twee vertoogen zijn van onder tot boven in die plaatsen doorsneden met eenen wimpelboord, daarop te lezen staat:
Al wat de heer haelt uyt de velden
Is voor pagters ten ongelde
Maar so het de heer niet comt versoeten
Sal de boer het lant uit moeten.
Op den bodem wederom twee vertoogen:
Eerst een binnenhuis bij den boer. De man is voor eenen tafel gezeten en een rijke heer en vrouw komen binnen. Door de ramen ziet men het land, en ontwaart men een' koppel peerden in een' openen stal.
In het laatste vertoog ziet men den boer met zijn vee wegvluchten.
Op den middel der doos, in rood koper, staat er, in groote staven: verlaat de werelt.
Jammer dat op vele dier dozen, met den tijd, en met 't wrijven, alles onduidelijk geworden is.
Tot Belle, in Fransch-Vlanderen, zag ik eene prachtige toebakdoze, met de geschiedenis van den verloren zoon erop gesneden.
De verzen waren hier en daar uitgesleten:
zoo schandig doorgebragt.
maar keerde nu heen wederom
met de tranen op de wangen
die wordt in genaden ontfanghen.