De valsche vrienden zijn vogelen die reizen, die met het schoon weder komen, en met het slecht vertrekken.
De schoenmaker blijft bij zijnen leest,
en de taartebakker bij zijnen trog.
Ge zult nog te late komen in het laatste oordeel:
ge zult nog moeten nen boterham eten.
Eerst gedaan en dan gedacht
brengt menig menschen in den gracht.
Een slot en past op alle deuren niet,
een paar schoen en past op iedermans voeten niet.
Klare watertjes spiegelen goed.
Messe hooren en verlet niet.
Nen hoed is voor alles goed.
Schelden en doet geen zeer,
en slaan en deurt niet lange.
'k En zou al gelijk niet willen uit mijn kloefen stappen, om in zijn beste schoen te gaan.
God weet mijn hert en mijn 'zin
en alzoo kruip ik erin (in bedde).
G.V.d.P.