en in de holte van binnen
vond men nen aksternest zitten,
het halssnoer kunstig gewrocht lag.
Zwijgend, maar niet overtuigd,
als 't uit was en tenden, zoo stond de
smid daar lijk iemand die geern zou spreken
maar zoekt achter woorden;
al zijn gedachten op 't wezen
versteeven tot striepen, lijk damp, die
's winters, vol vreemde gedaanten,
('t Vervolgt)
|
-
eind(158)
- Roeispa: ook roeispaan, eng. oar. Spa of spade verwant met 't grieksch spathe̅, waaruit latijn spatha en fr. espade, espadon, épée. Spaan van den zelfst. wortel als spade, 't engelsch spoon = lepel, lepelspaan.
Wij hebben nog schuimspaan (écumoir), dekspaan (excuse), kleuter-klutter- of kloterspaan (voor de kinders), zwingelspaan, (espade), enz.
-
eind(159)
- Branding: eng. surf: 't schuimend openspoelen der zee op het strand; 't schuimende woelen tegen de steenklippen, of 't roeren der oeverbaren in 't algemeen. 't Eng. surf is waarschijnlijk gemaakt onder invloed van latijn sorbeo, sorbe̅re (fr. absorber). In Vlaanderen is branding, brandinge, ook nog: al 't gene kan dienen om gebrand te worden, brandhout enz. (fr. combustible).
-
eind(160)
- Elde = oude: (fr. âge): ouderdom is meest genomen voor fr. vieillesse: 't woord elde vinden wij met den zelfsten zin in midhoogd. elte, angelsassensch yldu, eng. eld.
Elde voor oude, lijk kelde voor koude.
-
eind(161)
- Mahiz, maïs. eng. maize, is 't haïtisch woord mahiz = indiaansch koorn (west Indiën), ook genoemd turksche tarwe.
-
eind(162)
- Scherlinge, scherlings of scherreling, eng. astride = schrijdelings, schrijlings, (fr. à califourchon). 't Engelsch benevens astride, heeft ook nog astraddle.
-
eind(163)
- Wijsdom, eng. wisdom: voor wijsheid; vele woordenboeken 'n geven wijsdom niet, 't staat bij Kiliaen en Weiland en 't vindt zijn weêrsplete in weedom=wee, vrijdom=vrijheid, ouderdom=oude.
-
eind(164)
- Fraai = hier goed, brave, eenvoudig. Fraai, in de woordenboeken beteekent schoone, 't gene in Vlaanderen voorkomt onder vrij, lief, schoon; e vrij kind, e vrij kleed, van daar ook 't woord vrijen = beminnen, liefhebben. Vrij in den zin van lief, schoon, bemind, ging over in den zin van gespaard, gerust gelaten, (fr. libre). Vrij vinden wij nog in vrede en vriend (vrij-end, beminnende), gelijk vijand (veetende, hatende), heiland=(heelende). Vrij ontmoeten wij ook in Vrijdag (dag van Fria), germaansche godinne der liefde, 't oudnoordsch Frigg, de latijnsche Venus, Veneris, van waar 't fransch vendredi; Fria of Frigg niet te verwarren met 't ondnoordsch Freyja, Freyer, dat komt nevens vrouw.
-
eind(165)
- Weerwolf: eng. werwolf; Longfellow geeft het fransch loupgarou, gelijk verder létiche, waarschijnlijk omdat hij den eigen stempel van die twee namen wilt behouden, als gebruikt zijnde bij 't volk van Grand-Pré, dat van fransche oorije of oorsprong was.
Weerwolf, midhoogd. en hooghoogd. werwolf, angelsassensch werewulf (effen lijk te Wonterghem werewulf, met de u anders uitgesproken), eng. werwolf, 't woord bestaat uit:
Wer = man, en wolf; eertijds naar 't avergeloove van 't volk, was de weerwolf ne man die hem kon, als hij wilde, in wolf veranderen.
Wer is verwant met latijn vir, en komt ook in weergeld = mangeld, 't gene men bij de Germanen moest betalen voor doodslag of eerherstel.
't Fransch garou is gemaakt uit het germaansch wer = man: loup garou = manwulf, van daar ook gars, garçon. Vergelijkt den eigenname Gerulf, Geerolf (weerwolf, manwolf?).
-
eind(166)
- Kabouter; klabouter, middelned. coubout, het zelfste woord als kobold, kobolder.
Kobold = huisgod; van kob, kof = huis, hut, woning, vergelijkt angelsass. Cofgodu = huisgod.
Uitgang old, van germ. walda = beschikbaar, (wald, old) van daar, 't beschikbare in zijne macht hebben, bestieren - oudsass. waldan, angels. wealdan, gotisch waldan. Wij hebben ook geweld - (macht) en beweldigen, geweldig. Uit 't germ. kobold komt fr. goblin = kabouter.
Voor uitgang old of wald, vergelijkt de eigennamen: Harold, Oswald. enz.
-
eind(167)
- Waatren, wateren; eng. to water; hier drenken, te drinken geven, fr. abreuver; 't woord wateren beteekent onder ander ook nog met water besproeien, in 't water steken.
Het zelfstandig naamwoord water, oudsass. watar, oudhoogd. wazzer, nieuwdhoogd. wasser, angelsass. woeter, eng. water, oudfriesch wetir, gotisch wato, heeft voor germaanschen wortel wet, wed: nat zijn (engelsch wet: nat, vochtig). In de noordsche talen komt er eene n bij: oudnoord. vatn, zweedsch vatten, deensch vand. Die n ontmoet men in sanskritschen wortel und = nat maken, en indogerm. wortel wend, verwant met latijn unda; zelfste wortel in ons woord winter: watertijd, met de beteekenisse van 'tlatijn hiems. Water is nog verwant met grieksch udor̅. Het werkwoord drenken in den zin van wateren, bestaat ook in 't engelsch to drench.
-
eind(168)
- Wezel: Longfellow geeft 't fr. létiche; 't woord wezel allichte afgeleid van weze = weide (nieuwhoogd. wiese). 't Engelsch woosy beteekent vochtig, 't oudnoordsch veisa = poel.
Dus, wezel ware het dier dat geern in weiden en in vochtige gronden leeft.
-
eind(169)
- Onkersten, eng. unchristened: geen kristen; kerstenen met verschuiving der r = kristenen, kristen maken, doopen. Van daer Kerstdag = Kristusdag, en Kerstavond. 't Engelsch heeft dus het zelfste woord unchristened = ongekerstend, onkersten, ongedoopt. Men zegt nog kerstinne - kristen vrouwmensch.
-
eind(170)
- Gedoemd, eng. doomed; doemen, (to doom); = oordeelen, vonnissen, (ook to deem = denken, oordeelen), van doem, ondsass. dôm; gotisch doms: oordeel, vonnis, wet; verwant met grieksch thémis = wet, recht, gerecht. Wij hebben ook: verdoemen, verdommen = veroordeelen.
-
eind(171)
- Heemlijk, heimlijk; in 't verborgen, ongezien, enz., (engelsch unseen); van heim, heem, bewaard in geheim, in heimwee, het wee, 't verlangen naar thuis (fr. nostalgie), heim = huis, woonstede, dorp, vaderland, - (geheim. besloten in thuis, verborgen; fr. secret); heim bestaat ook in 't eng. home, huis, verwant met grieksch ko̅me̅, dorp. In vele onzer dorpnamen vinden wij den uitgang ghem: bijv. Wonterghem; (mijns dunkens het hem of heim van Gunther). 's Lands taalmannen spellen Wontergem, Dentergem, enz., maar..... 't is mis: immers gem, alzoo verbeeld 'n heeft geen beteekenisse meer; de h van heim of hem 'n wordt bij ons niet meer uitgesproken, 't is waar, maar toch moet ze behouden en verbeeld blijven, anders is de zin van heim verloren, daarom komt g met zijn uitsprake de h versterken; elders blijft zij met de g van den uitgang inga bijv. Alveringhem. Uit 't germaansch heim (engelsch home) komt 't fransch hameau.
-
eind(172)
- Kobbe; engelsch spider (spinder); elders ook koppe, spinnekop, spinnekobbe; in 't middelnederl. coppe; angelss. coppa; deensch koppe; van kop = tête, om reden der gedaante van 't dier; 't engelsch geeft spider dat eigentlijk ons spinder is: maar 't heeft ook nog cob behouden en cobweb, (kobbewebbe, kobbenette).
Het ander woord kobbe = hen, (Kiliaen), en kobbe, kaap, zilvermeeuw, waarnevens kobber: doffer, duiver, vinden wij in 't friesch kub, en in 't hoogd. kubbe; mogelijk te brengen op ons woord kobbe = koof, kof, kuif, haarbosje op het hoofd; den eigenname Kobus, Kobe, Koben, Ko, komt van Jacobus.
-
eind(173)
- Dorpmond: the lore of the village; 't is te zeggen de volksleer, de volkswijsheid, 't volksgeloove, door mondelingsche overleveringe in 't dorp bewaard, van daar ook folklore. 't Woord lore=kennis, is 't zelfste voor oorsprong en beteekenisse, als ons leer, (leeren).
-
eind(174)
- Godsprake = godswoord: Gods uit- en toegesproken waarheid; Evangelie. Wij zeggen nog: dat 'n is geen evangelie! 't was al evangelie voor die menschen.
Longfellow geeft writ in den zelfsten zin van schrift, schriftuur, Heilig schrift, Evangelie, (write = schrijven, written = geschreven, writ = schrift, schriftuur).
-
eind(175)
- Vlote; vloot, van vlotten, vlieten; zelfst. wortel als in vloeien. Uit het Germaansch komt fr. flotte, flotter en flot, waaruit ons woord vlote wederom wierd overgenomen.
-
eind(176)
- Trouwens = want, immers, inder waarheid; 't woord is nog alle dagen gehoord, en 't staat in De Bo, in Weiland, Kramers, Van Dale, enz. de grondzin moet zijn: van trouwswege, uit goede trouw, in der waarheid, engelsch true = trouw, waar; truth = trouwe, waarheid. Voor andere beteekenissen ziet De Bo, - nevens trouwens; vergelijkt, krachtens, tijdens, enz. Het duitsch traun, heeft de zelfste bediedenisse.
-
eind(177)
- Donders, tonnerre. Longfellow geeft, Gods name! dat de nauwe engelsche vertalinge is van 't fr. n.d.d... Wij moeten wel onthouden dat de menschen van Grand-Pré, Franschmans waren.
-
eind(178)
- Schurde: schurdig, druistig, geweldig, driest: eng. sturdy, fr. étourdi (estourdi), dat misschien verwant is met estourber = turbare, van waar ons sturbantie, strabantie.
-
eind(179)
- Peuren: peuteren, nederduitsch pötern, mogelijk gemaakt van poot; iets zoeken met den poot; aan iets peuterwerk verrichten.
Hier is de zin: zoeken al peuren, gelijk visch peuren, enz.
-
eind(180)
- Zuile, zuil; eng. column, kolomme: verwant met zulle, eng. sill. Uit het germaansch komt fr. seuil.
-
eind(181)
- Brazen beeld, eng. brazen van brass. Ons woord braas, geluw mengsel van ertz (koper), en zink, (mengsel door 't vuur). Waarschijnlijk verwant met braden.
Longfellow al van 't zelfste standbeeld spreken, zegt verder: bronzen (of bronze); 't brons uit fr. bronze, kwam langs 't italiaansch bronzo, uit 't latijn oes Brundisium = kopermetaal van Brindisi, Brons, mengsel van koper met tin of ander metaal, en daaruit is 't dat Longfellow later ook zegt of bronze, vermits het brons 't zelfste kon bevatten als brass. Uit 't germaansch brass (ons braas), komt 't fransch braise = gloeiende houtkolen.
-
eind(182)
- Wage: waag, mid. nederl. waghe, oudsass. wâga, eng. the scales: de schalen; 't eng. heeft ook balance. Wage: van wegen, in bewegen, doen bewegen, in beweginge brengen, (fr. peser). Wij zeggen meest:
Weegschale, of enkel ook de schale, (effen als in 't eng. the scales).
Wage, gelijk wegen heeft den germ. wortel weg, indogerm. wegh = moveri. Zelfste wortel in wiegen, wagen, wiegewagen, waggelen; ook in wagen, fr. chariot.
-
eind(183)
- Schaal, schale, eng. scale, dop, drinkvat, kom eener wage, (weegschale); van schaal wordt schelp afgeleid; of schulp: men zegt ook eierschale voor eierschulpe, uit het germaansch komt fr. écale, met den zelfsten zin. 't Woord schaal of schale, gezeid van teekeningen of van klankspel, is e geheel ander woord, en is overgenomen van latijn scala (scandere klimmen), fr. échelle, = ladder.
-
eind(184)
- Slagzweerd: eertijds wierden de veroordeelden op 't schavot meest met het zweerd onthoofd. De guillotine die binst de fransche omwentelinge zoo vele te doen had, wierd in Frankrijk aanbevolen door den geneesheer Guillotin. Hij 'n was eigentlijk den uitvinder niet, ingezien dat getuig vroeger reeds bestond, en elders soms gebezigd wierd.
Schavot, dat gelijk 't engelsch scaffold, uitkomt op 't oudfransch escafaut, nu échafaud, is verbonden met italiaansch catafalco, waaruit ook 't fransch catafalque = lijkverhoog.
-
eind(185)
- 't Straal van den Donder: eng. the bolts of the thunder, (bolt = pijl, schicht, bliksem, bout, grendel). Ik behoude 't woord donder, alhoewel het maar 't geruchte 'n bediedt, omdat Longfellow ook als volksprake 't woord bewaart; al is 't, wetenschappelijk genomen, het straal van den bliksem, toch zeggen de menschen den donder valt, ik heb den donder zien vallen, den donder heeft dien boom gekloven, enz. De geleerde mannen zeggen ook bijv.: de zonne rijst, gaat onder.
-
eind(186)
- Klei: klei-aarde, klei-eerde, leem-eerde, engelsch clay, verwant met grieksch gloios = plakachtig, kleverig, vocht, glia = lijm, latijn glus = lijm. 't Woord lijm, klei en leem (engelsch loam, lime), hebben den zelfsten algemeenen wortel, en zijn verwant ook met latijn limus, waaruit fransch limon.
-
eind(187)
- Vervriezen: in sommige woordenboeken bevriezen; van vriezen, gevrozen, (gevroren), engelsch to freeze; noordduitsch frieren; angelsass. fréosan; oudnoordsch frjosa; zweedsch frysa, deensch fryse. (Gotisch frius = vorst; indogermaansche wortel preus = branden, zengen (door de koude), vriezen.
Van den zelfsten stam is vorst (koude), angelsass. forst; in de andere germ. talen is de r voor de o geschoven: oudhoogd. frost; nieuwhoogd. frost; engelsch frost; oudnoordsch, zweedsch en deensch frost.
Vergelijkt ors (peerd) en ros; vorsch (puid, kikvorsch) duitsch frosch; en engelsch froch; born, (bornput, bornwater), en bron; borst en duitsch brust, engelsch breast, enz.
|