terug, dat hem in vollen geestdrift wist te ontvangen.
Bij het afsterven van Hoogsteerweerden Bisschop Junger, in 1895, wierd onze vlaming belast met het bestier van het bisdom van Nesqually. 't En zoude niemand verwonderd hebben, hem tot de bisschoppelijke weerdigheid te zien opklimmen, hadde hij ze zelve, uit reden van zijne verzwakte gezondheid, niet weten van de hand te wijzen, en ze op andere schouders te schuiven.
Na de zalving van den nieuwen bisschop, wierd de Hoogeerweerde Heer Schram in zijne weerdigheid van groot-vicaris weder hersteld, en hij bleef dat ambt met alle wijsheid en werkzaamheid uitoefenen, tot dat de ziekte hem ommewierp en naar het graf sleepte.
Wat Hoogeerweerde heer Schram al gezwoegd en gewrocht, gepoogd en gepijnd, geleden en gebeden heeft voor het land dat hij als zijn tweede vaderland had aangenomen, wat overvloedige almoezen en wat zalige vertroostingen hij aan zijn volk geschonken heeft, dat is God alleen bekend. Maar hoe diep hij in de achting en de genegentheid van zijn volk was doorgedrongen, dat hebben de plechtigheden die den 5n, den 6n en den 7n in Koornmaand 1896 gehouden wierden tijdens zijnen zilveren jubeldag, genoeg bewezen.
‘De geestdrift,’ zoo schrijft men uit America, ‘de geestdrift van het volk en kende geene perken.’ ‘Eerweerde Vader Schram, in de 26 jaar en half, die hij in het bisdom heeft doorgebracht, was een harde en onvermoeibare werker; kloek en sterk, als hij was, kon hij de lastigste taak met lichten stap voleinden, en de blijgeestigheid van zijn vroolijken inborst deed hem beminnen van zijn volk, bij zooverre dat een protestansch dagblad van hem schrijft: Vader Schram was zeer gezocht en bemind door de katholijken die onder zijn bestier stonden, en hij had een leger vrienden en bewonderaars, onder de protestanten van de streke en van den Staat van Washington.’
Heerlijke getuigenis, voorwaar, die de edelmoedige zelfsopoffering van onzen vlaamschen zendeling uit den mond van andersdenkenden wist te lokken.
***