Mingelmaren
Vlaamsch geluk.
EEN Vlaming getroost hem altijd in alle ongelukken. Hij bedenkt een omstandigheid in het voorgevallen ongeluk, die het ongeluk, in zijn oogen ten minsten, min akelijk maakt.
De veronderstelde omstandigheid noemt hij een Vlaamsch geluk.
‘Pier is van 't dak gevallen en hij was stokkedood; 't is nog e Vlaamsch geluk, dat hij stokkedood was, hij en heeft toch alsdan niet veel moeten lijden. Jan is van boven af den trap gevallen, en heeft z'n arm gebroken, 't is e Vlaamsch geluk, hij had kunnen stokkedood zijn, de man. Djoos heeft van d'jare twee van z'n kinders verloren; nu, nu, 't is e vlaamsch geluk: Djoos en is maar en schartelare, je ga nu z'n twee andere kinders gemakkelijker kunnen kweeken.’
Geh. Brugge, Iper, Gent, Kortrijk en ommelands.
‘Ils (les Flamands) se consolent sans peine de tous les malheurs qui leur arrivent en songeant qu'ils en pourraient avoir encore de de plus grands à essuyer’