Biekorf. Jaargang 10(1899)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 102] [p. 102] Winterlandschap LANGS de lieve krekelbeke, kijkt! hoe geheel de weilandstreke zooals zij daar gaat en staat in het zelveren water baadt. Tot in 't verre ver verschiet is 't al water dat men ziet; al verwandeld om ende om in een wijden waterkom! 't Winterlandschap komt hem speeglen; vooglen weg en weder weeglen, spelevarend ongestoord aan den stillen waterboord. Langs der weiden lieve zoomen, ach! hoe schoon staan nu de boomen, met hun groenbemosten voet, in den witten wintervloed. Ai! de kleene wilgentronken zijn in 't water gansch verzonken. Hier en daar steekt nog een kop uit het dansend water op. 't Deert mij dat de mindre struiken top en teil in 't water duiken, dat het vedervolk nu al op de boomen huizen zal. 'k Zie het hier en daar nog wagen, op de hooger elzenhagen; maar de wind, die schudt te fel hun verwilderd takkenspel. Weg en wegel afgesneden, staat de boer, den dijk beneden, schielijk, met zijn hof en land, langs een breeden stroom geplant. [pagina 103] [p. 103] Min gerust, de pijp te monde, wandelt hij zijn uchtendronde; roept zijn knapen, bij hun naam: jongens zijn tot al bekwaam. Al verloren! ziet ze buiten varend op hun brooze schuiten! - Beste man, wat is een zee zonder schepen? Staakt uw wee! Hoort ze juichen, schaatren, tieren, ziet ze schomlen, glijden, slieren, met een' trog, een' kuip, een' vloot, op der weiden waterschoot! Leven komt op 't stille water, leven langs de boorden; later hoor en zie ik overal leven in het waterdal. Horand Vorige Volgende