stelsels, van in het tweede vierde der zestienste eeuwe reeds, bij middel van schriften en drukwerk rondgedregen en bij de eenvoudige menschen aanveerd wierden; hoe latertijds, in geheime vergaderingen en bijeenkomsten van kettersgezinden, de middels beraamd zijn geworden ter verspreidinge der kwade gedachten, tot dat eindelinge de eerste openbare geuzenpreek gedaan wierd, op het kerkhof van Boeschepe, den 12sten in Hooimaand, ten jare 1562. Van dan af gingen de geuzen hunnen weg, ongedoken en onbeschaamd, zooniet ongedeerd. Het strafrecht, door onze landvoogden ingevoerd, en was niet heel en al het strafrecht van Spanjen. Men was toegevende en lijdzaam voor de ketters, die van eenig berouw getuigden, en het grootste deel van die gehalsrecht of gebannen wierden, hadden hun vonnis te wijten aan omstandigheden, die met het verspreiden hunner nieuwe gedachten te gare gingen. Immers die luthersche geloofsboden en hunne volgelingen waren verre van vreedzame en gezetene lieden te zijn. Het waren meest al rustestoorders, die gewapend naar hunne vergaderingen togen, of in de omstreken rondzwierden, niettegenstaande de wet en alle verdere verbod. Wij vinden ze welhaast, schuilende in de bosschen, om de straffen van 't gerecht te ontgaan, en het zijn die zoogezeide boschgeuzen, die, bij dage of bij nachte, als echte baanstroopers, hunne uitstapkens deden, de kerken aanvielen en schonden, de beelden bestormden en vergruisden; die, als ware beulen, de roomschgezinde priesters aanhielden, martelden en op onmenschelijke wijze aan hunne dood hielpen.
Vandaar, het vervallen van handel en nijverheid door en door onze vlaamsche gewesten, de landverlatingen, het ophouden van alle gewin, benevens de hooge krijgslasten, die loodzwaar op het uitgebuite volk wogen, en dienden om op de streke spaansch legervolk en vreemde huurlingen te onderhouden.
Dat alles staat te boeke in het schoone werk van Eerw. Heer Opdedrinck; en 't staat er vaste, gesteund dat het is, heel en al, op de oorkonden en oude handvesten. Geen sprake hier van verziersels, van stoute gissingen en waarschijnelijkheden; geen kaf, neen, 't is koorn dat de geschiedeniskundige op zijnen molen heeft; 't is echt terwebrood, dat hij zijne lezers te nutten biedt!
Wat al moeite, wat al snuisteren en zoeken, wat al opdelven en achterhalen zulk een werk gekost heeft, dat kan de schrijver best getuigen.
Willekom weze het boekwerk bij de Vlamingen; moge het wel verkocht, en bijzonderlijk vele gelezen worden.
Biekorf