hun wensch was, langs het Noord-Oosten, eenen weg te vinden naar Indiën. De zuiderweg immers, langs Africa, lag in de handen van Portugal en Spanje die toen, uitsluitelijk schier, den alleenhandel bezaten met het Oosten.
't Was dan op het aanraden van den wereldteekenaar Plancius, dat de schrandere Barents naar Nova-Zembla inscheepte. Hij bereikte de westerkust van dit groot eiland op 73° 25' noorderbreede. Dan zeilde hij noordwaards op, langs het strand voorbij het voorgebergte van Nassau, en, op den 23sten in Hooimaand 1594, gerocht hij op 77° 55n N.B. De ijsbergen, die gansch de zee overdekten, dwongen hem terug te keeren.
In 1596 hernam hij zijnen zeetocht en ontdekte hij opvolgentlijk Beeren en Spitsberg, op 80° noorderbreede, en de Oranje-eilanden.
Hij meende huiswaards te stevenen, toen hij door den winter overrast wierd op den oostelijken oever van Nova-Zembla, daar hij met zijne makkers moest vertoeven en vervriezen schier van de endlijke koude. 't Was in Koornmaand. Zeventien mannen waren nog aan boord. Aanzijds en boven het dek rezen ijsbergen, hemelhooge. Op den 2den in Zaaimaand verlieten ze het schip, om eene hutte te betrekken die zij hadden opgetimmerd met aangestrand hout. Aan den wand hong een tijdwerk (horlogie), beddebakken wierden opgeslegen en eene ton diende voor bad.
Weldra lag de woonste onder de sneeuw begraven en, om uit te kunnen, moest er een ondersneeuwsche gang geboord worden heele enden verre. 's Nachts kwamen ijsberen en vossen aan het dak wroeten, de berdels brokke van een trekken en in de schouwe kruipen. Buiten en binnen winterde het al om het even. De wanden en de vloer waren bedekt met eene lage ijs van twee duim dikte.
Eens dat ze, om warmer te hebben, al de reten en de garren zoo dichte mogelijk gesloten hadden, kwamen ze haast aan den hals, van den rook die binnen bleef. Een matroos snakte de deur open om lucht te trekken en hij