roerig tijdvak bekend, in Vrankrijk en bij Viollet-le-Duc - Dict. de l'Archéol. franç, 3e deel, bl. 63 - beschreven.
't Bestonden er ook in Vlanderen; zelfs was de middeleeuwsche mote, die best bekend is, in West-Vlanderen gelegen en ze is vermaard, omdat ze door nen ouden schrijver zoo nauwkeurig afgebeeld wierd.
Ze mag voor staal en toogstuk dienen.
't Is de burg van Merckem.
***
De gelukzalige Jan van Waasten was bisschop van Terenburg: ook een burg; sommige steden, dorpen en wijken hebben immers hunnen oorsprong en hunnen name aan een burg te danken, zooals Altenburg in Hessen, Oudenburg bij ons. Men kent ook Nieuwenborg als oordnaam, nu echter als geslachtnaam gebezigd.
Nu, onze vlaamsche gelukzalige doorliep, met een vierigen iever bezield, zijn bisdom, kwam naar Merckem, ging daar naar den burg, stapte op de brugge en, halfwege gekomen zijnde, stortte hij met eene groote menigte volk die hem volgde, van eene hoogte van vijf-en-dertig voet, in de diepte.
God, wilde dat er niemand gekwetst en wierd.
De schrijver van 't leven van den gelukzaligen bisschop, - leest de Acta Sanctorum van den 27n Nieuwjaarm. - de aartsdiaken Jan van Colomieux, neemt deze wondere gebeurtenis te baat, al 't geval uitleggen, om ons een nauwkeurig bescheed van den burg van Merckem te bezorgen en ons aldus eenen kijk in 't verleden te vergunnen.
De gelukzalige Jan van Waasten stierf in 1130; dit bezoek te Merckem gebeurde 15 jaar vóór zijne dood, dus in 1115.
De heeren van die tijden dolven diepe grachten en konden aldus, binnen die grachten, eene hooge eerden mote verheffen.
Boven op de mote, langs het water, timmerden zij eene verschansinge van vierkantte staken, die dichte de een tegen de andere in den grond zaten.
Binnen het paalwerk stond de woninge, met of zonder torren en met de geriefelijkheden die ertoe behoorden.