In sommige dorpen, als er eene koe vernieuwt, noemen de boeren het kalf ‘garde,’ of ‘koster,’ opdat het wel zou drinken.
Dat is een dikke brasem van ne vent! hij is dikke lijk nen brasem. Wegens brasem, zie De Bo.
Ze zitten daar gespannen, lijk de haringen in een tonne.
Een driepekkel staat vaste. 't Is daaromtrent: Funiculus triplex difficile rumpitur. Eccl. 4. 12.
Een die al te traag misse doet: 't Is ne keersedief. - Pakkers zijn dieven. - Meulenaars en bakkers zijn dieven: de meulenaars zijn de eerste, en de bakkers zijn de meeste.
Van iets dat lange duurt: Dat de wind moeste keeren, Ko zou blijven klappen, eten, zitten, slapen, enz.
Van een die stijf voorzichtig gaat, die niet en durft deureterten: ‘Hij gaat lijk op eiers’: men zou zeggen dat hij de cozijntjes heeft.
't Zijn meer menschen die missen als hennen die ...issen.
Ge en meugt dat niet doen: als 't kloksken van Roomen luidt, ge gaat alzoo blijven! Wordt gezeid b.v., als een kind een anders gebreken namaakt.
‘'t Weêre is tusschen twee'n,’ zei Cissen, en hij neep zijn wijf tusschen de deure.
In 't bollen: ‘Jouw!’ zei Bruin. ‘Ja 't: aschgrouw!’ (geen jouw), zei Tone.
Wij gaan daar kort vier meê maken, dat is: wij gaan daar korte veureinden, kort spel meê maken.
Waan stekte daarachter, lijk nen duivel achter een ziele.
De stoutste wezels zuipen de eiers, (of ook) de beste eiers.
Ko is daar gezien lijk vorte visch: hij is daar stijf slecht gezien.
't Vragen is vrij, en 't ontzeggen staat erbij. - Die man en is van geen ontzeg: hij en kan mij nooit niet ontzeggen, weigeren.