Biekorf. Jaargang 8
(1897)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 208]
| |
kondiging en aanbeveling van de geschiedenis der H. Elisabeth, vertaald door EE. HH. August Cuppens, Guido Gezelle en An. De geleerde schrijver sluit zijne aankondiging met de volgende woorden, die mij de moeite weerd schijnen, in Biekorf aangehaald te worden: ‘Deze vertaling dunkt ons voortreffelijk omdat zij het oorspronkelijke, zonder slaafs letterlijk te zijn, getrouw weergeeft. Wij twijfelen er daarom niet aan of zij zal gunstig ontvangen en met dankbaarheid gehuldigd worden van de vlaamschsprekende geloofsgenooten van de heilige Elisabeth; of wij, hunne noordelijke broeders, met hen daarin zullen instemmen durven wij ons niet voorstellen. Wij mogen wenschen dat tal van woorden en zinwendingen der vlaamsche spreek- en schrijftaal ook bij ons nog gangbaar waren of weer in gebruik kwamen; maar, zoolang die wensch niet vervuld is, zullen die uitdrukkingen een beletsel, vreezen wij, zijn voor de verspreiding onder ons van dit, en menig ander, goed en schoon boek.’ Dit schrijven erkent, mij dunkt, dat de tale door onze Zuidnederlandsche geleerden geschreven, degelijkheid en deugdelijkheid bezit; dat de Hollandsche tale door woorden en wendingen der Vlaamsche spreek- en schrijftale zoude behooren verbeterd te worden, maar dat de overspannen teergevoeligheid van onze Noorderlijke broeders daar een beletsel toe is. Aan den geleerden schrijver die zulks bekent, zij onze beste dankbetuiging, en wij verhopen dat hij in het toekomende, nog zijne edelste krachten zal inspannen, om, bij zijne Noorderbroeders, alle schadelijke vooringenomenheden uit den weg der ware verbroedering te ruimen. R. De Caele IN ‘Biekorf’ 2de jaar, 1891, leest men, dat in 1668, Sebastiaan Semyn, pastor van Sint-Jooris-ten-Distel was; en men vindt er twee kleene gedichtjes aangehaald: De naam van den toenmaligen pastor van Sint-Jooris is daar misdrukt. In plaats van Sebastiaan Semyn, behoort men te lezen Jennyn; hier is immers spraak van den broeder van Joannes Jennyn, gewezen pastor van Sint-Gillis binnen Brugge. Heeft hij zelf de twee vierlingen gedicht, of zijn zij het werk van eenen zijner broeders, Gulielmus, pastor van Westcapelle, of Philippus, kanonik regulier van den Eeckhoutte? Dit kunnen wij niet zeggen, doch wij zijn geneigd om ze dezen laatste toe te schrijven, die eene wel versneden vlaamsche dichterpen bezat. (De bekende Pastors van Sint-Gillis, bl. 725.) Kanonik Ern. Rembry |
|