geeft men aan eene hagelvlaag, eene buiïge wolk, waaruit het hagelt, den naam van appelscheep of appelschip. (Z. De Bo.)
Die uitdrukkingen zouden wel in verband kunnen staan met de vroegere voorstellingen en begrippen, waarvan Coremans gewaagt.
(Uit ‘Ons Volksleven’, 8e jg., blz. 235.)
MEN mag zeggen dat de inhoud van Biekorf een belangrijk spel heeft gespeeld op den laatsten oudheidkundigen zitdag van Gent.
De gedaante der leemen huttekens van 't Vrijbusch, vroeger in Biekorf beschreven en bekend gemaakt, wierd er vermeld als eene eigenheid, als een merkweerdig overblijfsel uit de vroegste tijden.
De geleerde wereld heeft er ook kennis gemaakt met de eigenaardige bewoners van 't Vrijbusch, een oorvolk uit het steenen tijdperk, op zulk eene kundige en boeiende wijze door Biekorf veropenbaard.
Bericht aan de liefhebbers geene eigenaardigheden van hun dorp of van hunne streek te laten verloren gaan.
J. Cl.
Mooi-meisje (VIII, 111). - In het werk van H. Schlegel, De Dieren van Nederland (Haarlem, 1862), lees ik:
‘De Heer van Bemmelen vermoedt, dat de visch, door de Hollandsche kustbewoners Mooi-meisje genoemd, de jonge kabeljauw is.’
J.W.
DONDERDAGE, den 8sten in Grasmaand, 1897, als Pastor Mavaut ingehaald wierd te Bavichove, stond er boven eenen bakker zijn deure, het volgende:
't Is al om brood, dat wij
gij, pastor en ik, bakker:
gij smijt het, met geweld,
en zaait het, in Gods akker.