Biekorf. Jaargang 8(1897)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Half April GIJ blauwgekaakte wolken daar, halfwit, omtrent uw' boorden, die gruwzaam in den hemel moêrt, en grimt in 't gramme noorden: hoe lange speelt gij, koud en kil, den baas nog hier? 't Is half April! 't Is onbermhertig koud; en 't kan, de zonne ondanks, gebeuren, dat, 's morgens, al dat gers is, wit geruwrijmd, staat te treuren! Waar wilt gij, boos geweld, naartoe, des winters? Wij zijn wintermoe! 't Moet zomer zijn, geen koude lucht, die bijt en straalt; 't moet open, dat, wachtende, in de botte zit of weêr in 't gers gekropen, van schuchterheid, voor 't nijpen van den hardgevuisten winterman! [pagina 127] [p. 127] Staat op, gij oostersch zonnelicht, en schiet, bij volle grepen, uw schichten uit; doorkwetst, doorlijdt het graf, daarin, genepen, de zomer zat: verrijzenist des konings kind! Te late al is 't! Hallelu-jah! dan zingen zal, dat 't wederklinkt alomme, den gorgel los, de vogel en de luidgekeelde blomme; de klepel zal de klokke slaan en kondigen den Koning aan. Kortrijk, 12/4/'97. Guido Gezelle Vorige Volgende