Weteweet = wetewel = ne zekeren = ne welweter, een die 't al best wilt weten.
Opkomeling = die van niet tot iet gekomen is.
iet en kent zijzelven niet.
Hij gaat er deure lijk Lodden deur de vitsen = hij gaat er groef deure; ofwel zonder vaar of vreeze.
Van iemand die overal te late komt: ‘Hij zal nog te late komen in 't laatste oordeel!’
Van een' deure (of iets anders) die piept: ‘Ze is gesmout met veugeljongen.’
In 't land van beloften vergaat men van de armoe. - Met beloften en vorte appels en kwetst gij niemand.
Duren is een' schoone stad. Maar blijven duren is nog veel schoonder.
Gij zult in 't korte beschreven zijn, eenen brief ontvangen.
Knotterare, knotterpot = kneutelare, ratelare.
Ratelare, pratelare, pieperkasse (puipekasse) nooit verpasse.
Ge gaat nog zoo dikkels uw' oogskes wasschen met lauw water (schreemen) eer dat gij gesteld geraakt.
Beer uitsprake gelijk in 't Fr. braire, d.i. eene geplante leer om op den steenoven te klemmen.
't Is zooveel appels als peren: het blijft lijk te vooren.
Hij heeft zijn duimken in zijn hand: hij en rijscht er niet aan.
Hij heeft (of: hij zit met) de beuter bachten den lijs: hij heeft een' krote vergaard, hij heeft het zitten.
Als gij iets goedhebt, en zeker zijt dat gij het nooit en zult krijgen: ge meugt dat aan de balke teekenen.
Als de jongens veel leven houden: ‘'t Is lijk duivels kermesse.’
't Is een huis met groote ruiten,
en van binnen geene kluiten.
Jan zal daar zijnen honing uit zuigen; dat is voor hem een zuigbeentje.