| |
| |
| |
Sint Gillis te Brugge
Vervolg van blzz. 108-111.
EERST ende vooral zullen wij onzen lieven Heere gaan groeten in Onze-Lieve-Vrouw kerke, die de moederkerke was van Sint-Gillis.
Vóór het jaar 1241 moeten 't de Heeren geestelijken daar lastig gehad hebben, als er, bij kwaad weder of over nacht, eene berechtinge voorenviel, in ‘de wijc,’ bachten ‘de wijc,’ dat nog verder, of tenden ‘de wijc,’ dat averst, voorst en verst van al van O.-L.-Vr. kerke lag.
Hij weunt ‘tenden de wijk,’ ze hebben gevochten ‘in de wijk,’ als ge nog ‘op de wijk’ komt, springt ne keer binnen, 't is ‘wijkkermesse,’ al die en zulkdanige spreuken hoort men nog dagelijks, en verstaat men wel, te Kortrijk.
Rondom de oude stad, en buiten de gewezene veste, bestonden immers, en bestaander nog bij name, verschillende wijken.
Om met zunne te gaan, zoo bestaat er de Gentsche wijk, Sint Jans wijk, de Doornijksche wijk, de Rijsselsche wijk, benevens den wijk die Overleye heet; zoo stonden vroeger Sint Jans wijk en de Gentsche wijk te gader bekend, onder den name van Overbeke.
‘Op de wijk, tenden de wijk, in de wijk,’ dat zeggen ze te Kortrijk, en die weet waar zijn zegsman woonachtig is weet ook dadelijk van welken wijk hij wilt spreken.
Misschien en was er te Brugge, vóór 1241, maar één wijk, één buitendeel van de oude stad, dat nog den name ‘wijc’ droeg, te weten, voor die noordwaards over de Torrebrugge, over de Roya of de Reye ging, de behuisde grond dien hij daar tegenkwam; misschien ook warender meer wijken, wier namen nu versleten en vergeten zijn.
Genoeg en zoo vele is 't, dat de wijc die nu Sint-Gillis herdnisse is toen aan Onze-Lieve-Vrouwkerke behoorde, en dat de geestelijke herders, benevens hunne onderhoorige schapen, het zeer lastig hadden, wilden zij, tegenover elkaar, hunne plichten kwijten, om reden van den grooten afstand tusschen ‘de wijc’ en de kerke van Onze-Lieve-Vrouwe.
| |
| |
Op al de wijken rondom Kortrijk zijnder, of warender vroeger, kleene bidsteden, bedehuizekens of capellekens gebouwd. Twee van die bidsteden zijn, te onzen tijde, vervangen door grootere herdnis- of prochiekerken; te weten: Sint-Eloy, in Overleye, en Sint-Rochus, in den Doornijkschen, of effen af, ‘in de wijk,’ zoo men zegt.
Alzoo ging het ook, over 600 jaar, te Brugge, en alzoo kwam de capella beati Egidii super Wic (ii), Sint-Gillis Bachten wyc (753), Sint-Gillis Bachterwyc (753 A), te bestaan, namelijk in de jaren ons Heeren als men schreef 1240-1248.
Super (over) Wic, Bachten wyc, en Bachterwyc schijnen mij te beteekenen dat Sint-Gillis over, tenden den wijk gebouwd wierd, zoo verre buiten stad als 't geraadzaam en oorbaarlijk voorkwam.
Men zou 't hedendaags misschien nog alzoo doen, om meer als een bekwame reden.
Bachten wyc verbeeldt de middeleeuwsche uitsprake van bachten 'e wijk, bachten de wijk; en Bachterwyc de nog oudere middeleeuwsche uitsprake van bacht der wijk. Dat ware in 't Latijn retrò post vicum, tenden de wijk, tenden den weg, over de Torrebrugge, Coolkerkewaards, daar geen huizen meer en stonden.
Zei men in Kortrijk: ‘Dit of dat is gebeurd, of was te ziene, bachten de' Gentsche wijk, bachten de' Rijsselsche wijk,’ men zou 't rechts alzoo verstaan, en niet anders.
Sint-Gillis hadde eerst bedienders, zoo men in den Franschen tijd zei, geen eigentlijke herders of pastors.
Men leze daarover, en over het kerkgebouw, de vereerde Heiligen, Sint Brandaan, Sint-Nivyn, het Sacramentshuizeken, het doel van den schrijver blzz, i-xxx.
1. De eerste herder was Heer Jan Van Lede, 1311-1317.
Komt de geboortename van dien braven man van Lede bij Dendermonde, van Lede bij Meulebeke, van Lede bij Wanneghem, van Lendelede, van Hooglede, of van Moorslede? Geraadt daar naar!
2. Als tweeden herder kregen de Sint-Gillenaars, in 1317, ‘minen lieven heere den prochiepape van Sint Gillis, den heere Niclaise vanden Damme,’ gestorven in of omtrent 1330.
| |
| |
3. De eerweerde heer Frans Pyl, de derde herder of prochiepape van Sint-Gillis, leefde nog in 't jaar 1334.
De weledele Heer Norbert-Antone-Karel Pyl, van Geeraartsbergen, bewoonde te Kortrijk het huis tenden Bersacques poorte, en hij schreef, in 't jaar 1736, eenen kluchtigen en voor taalkundigen zeer merkweerdigen brief in 't alderplatste Kortrijksch Vlaamsch. Deken De Bo bezigde dien brief, in zijn Idioticon. Z. b.v. onder 't woord Feem, en onder meer andere.
4. ‘Meester Lievin Lancbeen’ was de derde herder van Sint-Gillis herdnisse; hij staat veroorkondschapt ‘up den andren’ (2den) ‘dach van Maerte, 1338.’
5. Heer Jan Bruneel staat bekend, in 1371 en in 1393, als herder van Sint-Gillis.
6. Hem volgt, als zesde herder, Heer Jan Bieseman, 1371 en 1393.
7. Barthelmeeuws Niet of Nyet, Deken van kerstenhede, zegelare van den hove in Brugge, caplaan 's graven Jans zonder Vreeze (1400), was de zevenste, tot nu toe bekende herder van Sint-Gillis; hij stierf op den 9sten in herfstmaand 1422, en ligt begraven in zijn kerke.
Die wilt weten wat ‘eene klokke heffen’ is, en wat Deken Niet vóór en na den slag van Othee, bij Tongeren, (23 herfstm. 1408) gedaan heeft, leze blzz. 9, 10, 689, 690.
Uit Veragnietensone, d.i. vrouwe Agneten zone, kan de geboortename Niet afkomstig zijn, vergelijkt Neessens, Agneesens en Veragneesens.
8. Heer Barthelmeeuws Willaert was de achtste herder van Sint-Gillis, blijkens oorkondschap van 1424 en 1457.
De vermaarde schilder Jan van Eyck stierf te Brugge, op den 9 in Hooimaand 1440; dus onder Heer Willaerts herderschap; over Jan van Eyck's huis, op Sint-Gillis, en verdere wetensweerdigheden, z. blz. 691-692.
9. De volgende en negenste herder van Sint-Gillis hiet Heer Jan de Man, caplaan 's graven Karels, des Stouten, en is veroorkondschapt 't jaar 1459; hij sterft in 1482.
Van Sint-Gillis' wijwater, tegen 't hertegespan, van Sint-Gillis' armbeen, enz. Z. blzz. 13, 14.
10. De tienste herder is Heer Pieter vanden Houte 1482-1492. Sint-Gillis torre brandde, te zijnen tijde, maar
| |
| |
‘God zij gedankt, het verging met den minsten kwets.’ Heer Pieter ligt begraven te Rouse.
Over Pieter Lanchals, den Lombaert ofte woeker, over de Carmelitessen van Sion, den Geuzentijd, Gheeraert David, den vermaarden schilder, de Carmelitessen te Leuven, z. al dat lezens- en wetensweerdigst is, blzz. 15, 16, 692-702, 801.
11. Elfste herder, Deken Boudewijn De Borghere, 1492-1502.
Over Hans Memlinc prochiaan, van Deken De Borghere, gewoond hebbende in de Sint-Joorisstrate, E. 20, gestorven en begraven op Sint-Gillis; over vondsten te Cambridge, Clusenessen, boekbinderskunste, enz. z. kostelijke aanteekeningen, blzz. 16, 18, 703-708, 801-802.
De Borghere bediedt iemand die borgt, of iemand die borger- of burgerrecht heeft.
12. Heer Lodewijk De Veyre was de twaalfste herder van Sint-Gillis, 1502-1506. Hij ging van Brugge naar Ronse staan.
De geboortename De Veyre kan de veyere, de vegere, de vagere; ook, naar de Friesche uitsprake, de vaere, de vadere, Lepere geweest zijn. Is ‘de’ latyn, dan ware 't van Veyre, van Vere, van Veer, in Holland.
13. Heer Jan Weyts, herder van Sint-Gillis, 1506-1520.
Weit, Weite, Weyt, Weyts, Weyten, Serweytens, (des Heeren Weytens) Weyting, Weitema, Weyteghem (Oost-Vl.) komen al van den ouden Germaanschen mansname Weiten zegt Johan Winkler.
Wisselgedaanten van Weyts, Weytens zijn Wuyts, Wuytens, Woyts, Woytens.
Weiting, weiten, in Brabant wuiten, hannewuiten, is ook een vogelname, graculus, in 't Latijn, gaai, in 't Vl. Van daar Huytens?
14. Heer Jan Mouscron, 1520-1523, veertienste herder van Sint-Gillis.
15. De vichtienste herder, Heer Jan Tayspil, was van Westnieuwkerke, 1523-1532.
Over den heiligen Ignatius, op Sint-Gillis te Brugge; over Bisschop Pieter vanden Eynde, van Eecloo; schilder Jan Prevost, Lodewijk Vives, de zweetziekte, de pestschilderij, te Brugge, z. kostelijke aanteekeningen, blzz. 22-26, 709-716.
Taai spel spreken wij uit als taai spil, en 't woord kan van iemands lapname die taai in 't spel was, een geboortename geworden zijn. Vergelijkt Taeyaert en Detaeye.
16. Heer Jan Cornepuut, 1532-1560, was de zestienste herder van Sint-Gillis. Hij stierf, caplaan van Sinte-Veerlen, te Gent, in 1566.
| |
| |
Zou Cornepuut de Brabantsche uitsprake niet zijn van koorneput: put, kuil, doel, om koorne in te bewaren? Dat heeten de Hoogduitschers eine korngrube, eene koorngroeve, eenen koorneput.
17. Heer Adriaan Vander Haghe gebijdde en beleefde, als zeventienste herder van Sint-Gillis, den geuzentijd, 1560-1605.
Aanteekeningen over de geuzenwerken, over Adriaan Lopius-(Loop?) den geuzenprediker, de peste of de moordziekte, 't Boeren kerkhof, de pestmessen, Brugge-Zeehaven, schilders Landsloot Blondeel, Antone Claeissins, de Engelsche karthuizers, de Cappucynen op Sint-Gillis, al dat zeer weerd gelezen en geweten is, blzz. 29-56, 717-721.
18. Heer Ferdinand Vander Straeten, achttienste herder van Sint-Gillis, 1605-1611, gaat over naar Coolkerke.
Het Seminarium van Brugge.
('t Vervolgt.)
|
|