Biekorf. Jaargang 8
(1897)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdZendingenDEN 22sten in Nieuwjaarmaand 't jaar 1897 is, te Leopoldstad in Congoland, overleden Eerweerde vader Joseph Vandamme, geloofsbode van het zendelingshuis van Scheut bij Brussel. Joseph Vandamme wierd den 8sten in Wintermaand 1861 te Kortrijk geboren. | |
[pagina 63]
| |
Hij leerde Latijn in 's heiligen Amands gesticht, binnen zijne geboortestad, alwaar hij om zijnen levendigen en blijgeestigen inborst van iedereen geacht en bemind wierd. Ten jare 1881-82, volgde hij den leergang van wijsbegeerte te Rousselaere en ging den 30sten in Herfstmaand in 't groot seminarie te Brugge, alhoewel hij reeds dan geheel het zendelingsleven hadde willen aanveerden. In 1886 wierd hij leeraar benoemd in 's heiligen Lodewijks te Brugge en ontving met Kerstdag van dat zelfste jaar de heilige priesterwijding. De jonge geestelijke deed hem achten niet alleen als leeraar maar ook als gewijde redenaar. Werkzaam van aard als hij was, beoefende hij de toonkunst, en liet een zangboeksken ten gebruike der leerlingen verschijnen; liefhebber van teekenen en schilderen heeft hij menige dierbare gedenkenissen gelaten in de handen van bloedverwanten en vrienden; als opsteller heeft hij eenige deugdelijke bijdragen in ons tijdblad ‘Biekorf’ laten drukken. Onder ander over voltrekkende verwen 2e jaargang (1891) blz. 345, en glazen voor zakuurwerken in den 3en jaargang (1892) blz. 298. In het groot verlof van 1890, wierd hij door zijne geestelijke overheid naar 's heiligen Amands collegie te Kortrijk geroepen, maar zijne neiging tot het zendelingsleven versterkte gestadig, en, luisterend naar Gods stemme, verkreeg hij in 1893 van zijne Hoogweerdigheid de toelating om zijnen roep geheel en gansch te volgen. Hij trad dan in het zendelingshuis van Scheut, van waar hij, gewillig een jaar nadien, zijnde den 6den in Zomermaand 1891, te Antwerpen inscheepte ter bestemming voor Congoland. Hij was vergezeld van Eerweerden Heer Alfons De Cock, eenen zendeling van 't Bisdom van Gent, alsook van vier zusters van Liefde uit het moederhuis te Gent. Zijne oversten wisten zijne begaafdheden naar weerde te schatten, en zonden hem als pastor naar Boma, een zendelingstand waarvoor er doorzicht en behendigheid van doen is. Door zijnen opgeruimden en medeslependen aard, was hij wonderwel geschikt, om aldaar vele goed te doen aan vreemdelingen en andersdenkenden, maar bovenal aan de beambten van den Staat of van bijzondere Belgenlandsche maatschappijen. Ook spreken de berichten, van vele Belgenlandsche reizigers, die in dien tijd het zwarte land bezochten, van den gestadigen ijver en de blijgeestige dienstveerdigheid van den katholijken zendeling te Boma. Een enkel voorbeeld. Zuster Teresia van de Hemelvaart, van 't moederhuis van Namen schrijft, den 15sten in Zaaimaand 1895, uit Onze Lieve Vrouw van Kimuenza, naar hare Eerweerde moeder overste, onder ander hetgene volgt: ‘Den negenden in Koornmaand 1895... Ten vijven, landden wij | |
[pagina 64]
| |
te Boma aan. Eerweerde Vader Van Damme kwam ons te gemoet. Deze deftige zendeling, vrank en blijgeestig van inborst, is een kunstliefhebber. Ook was zijn woonhuis geheel anders geschikt. 't Is de man dien men te Boma noodig heeft, hij sticht er uitermate veel goed. Vele Witten gaan ter heilige Misse.’ Deze aanhaling is vertaald uit Précis historiques enz. IIIe reeks, 5e boekdeel, tk 1, in Nieuwjaarmaand 1896, bl. 31. Zijn zendelingswerk en belette hem niet eenige belangrijke berichten te zenden, vol opmerkingsgeest en blijden luim, gelijk deze over het dragen en het haarsnijden, die in Hooi- en Herfstmaand ten jare 1895 in de verhandelingen van ‘Missien in China en Congo’ overgedrukt wierden. Den 2den en 3den in Lentemaand 1896 stond hij aan het ziekbedde van den vermaarden en stouten wereldreiziger Eerweerden Vader De Deken, bediende hem de Gerechten van onze Moeder de heilige Kerke en sloot hem zijne stervende oogen dicht. In de mare waarin hij de laatste stonden van dezen beroemden zendeling verhaalt, straalt geheel zijne edele ziele door. Eerweerde Vader Van Ronslé, zendeling te Marienberghe in Congoland, wierd door Zijne Heiligheid den Paus uitverkoren om de eerste bisschop van den Belgenlandschen Congostaat te zijn en moest naar zijn vaderland terug komen om de heilige zalving te ontvangen; en de Oversten der zending vonden in den Eerweerden Vader Van Damme den geschikten zendeling om Zijne Hoogweerdigheid daar te vervangen. Hij was er reeds volop aan het werk, want gelijk hij het zelve schreef in de mare die zijne ouders ontvingen 's avonds, voor dat zij zijn doodbericht vernamen, was hij wel en gezond, en bereid om lang en vele te werken, voor der zielen zaligheid. Maar God heeft het anders gewild, en hem met de begeerte van zijnen dienaar te vreden gehouden, want Hij heeft hem zoo vroegtijdig bij Hem geroepen. De droeve mare van zijn overlijden kwam den Zondag, den 14den in Schrikkelmaand, te Brugge, bij zijne ouders toe. De bijzondere omstandigheden van zijn sterven en zijn tot nu toe nog met geene zekerheid gekend. Den volgenden Donderdag wierd er in de hoofdkerk van Brugge, onder toeloop van vele geestelijken, vrienden en hooggeplaatste mannen, een plechtige lijkdienst voor zijner ziele lavenis gezongen. Gave God dat zijn afsterven, gelijk het bloed der martelaren, een vruchtbaar zaad zoude mogen wezen van nieuwe Christenen in Congoland, en van nieuwe zendelingen uit Vlanderland. En om te eindigen, bidde ik het zelfste gebed dat hij, over min als een jaar, over het lijk van Eerweerden Vader de Deken uitsprak: ‘Zijne kostelijke ziele ruste in vrede!’ |
|