Biekorf. Jaargang 8
(1897)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||
[Nummer 3] | |||||||||||||||||||
Vlaamsch en Fransch leeren
| |||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||
't Is waar dat soms verschillende klanken door één en 't zelfde teeken verbeeld worden, zooals de e in perel en leven, de o in zoon en loon; doch iedereen ziet dat zulks bij 't schrijven, eerder gemak aanbrengt dan moeielijkheid. 't Zou ook gebeuren dat er twijfel ontstaat wegens den slotmedeklinker van een woord, of lettergreep b.v. de wand, de want, hij doodt; landkaart. Doch met het woord te verlengen (wanden, wanten), of het tot zijne onverminkte gedaante (wante) terug te brengen, of een onbeduidend regelke toe te passen (de 3de persoon enkelv. van den tegenw. tijd der aant. wijs eindigt op t) of met op de samenstelling van 't woord acht te geven (land + kaart), kan men doorgaans zeer gemakkelijk alle onzekerheid doen verdwijnen. Met het Fransch schrijven is het geheel anders gesteld. ‘Lezen, schrijven, nauwkeurig beschouwen, en gestadig de woordenboeken te rade gaan, is de eenigste middel om het Fransch te leeren schrijven zonder missen.’ Zoo F. Collard, Gramm. Franç élément. Mons 1871, blz. 20. De groote moeilijkheid om het Fransch te leeren schrijven zonder missen hebben wij voorzeker allen ondervonden, en niemand zelf, na alleenlijk aandachtig gelezen te hebben wat onder A over de verschillende teekens van denzelfden klank en de onuitgesproken medeklinkers gedrukt staatGa naar voetnoot(1), zou ze durven ontkennen. Zekeren dag zag ik eenen brief uit Vrankrijk gezonden, door iemand die er sedert lange jaren woonde, en die met allen ernst, de woorden geschreven had gelijk ze van zijne lippen rolden; de beste middel om den brief te verstaan was hem te hooren lezen van iemand anders. - Hier en daar geleek het aan 't volgende: ai dent sais dairniai tant, geai pancé sousvan o bon maux, que rangfairme vottre premiaire laitre. | |||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||
'k Geloof dat hier alle verder bewijs overbodig is. C. Dat het ook gemakkelijker is, het Vlaamsch te leeren, 'k zeg niet uitspreken, maar lezen. Wij laten de eigentlijke uitspraak ter zijden, omdat het schier onmogelijk is, vast te stellen langs welken kant de minste moeilijkheid te vinden is, en dat het hier eene zaak is van minder belang. In iedere van beide talen immers zijn er klanken en geruischen die, mijns wetens, in de andere niet en bestaan. Zoo heeft het Vlaamsch: schild en geven, steen en nieuw, enz.; en het Fransch: gésir, règne, tribun, chien, enz. Zijn er Vlaamsche woorden, die door een ongeoefenden Waal, niet volmaaktelijk kunnen uitgebracht worden, dat men dan ook denke aan de woorden, prestidigitateur, parallélipipède, préposition, tiédeur en vooral chien, bien, gant waar insgelijks een ongeoefende Vlaming geen weg meê kan. Wij zeiden zooeven een zaak van minder belang. En inderdaad, iedereen weet genoeg, dat de leerling, na een beetje ernstige poging en oefening, geen moeite meer heeft om de klanken en de geruischen behoorlijk uit te brengen; maar weten welke letters men moet uitspreken en hoe, en welke letters men daarentegen moet verzwijgen, m.a.w. weten hoe men moet lezen, dat is soms iets van langeren duur, iets dat men, volgens wij ondervonden, niet in alle talen even gemakkelijk leert en onthoudt. Het lezen dus der geschreven, en het schrijven der gesproken taal staan omgekeerd tot malkaar; beide bieden den leerling omtrent gelijke moeielijkheid aan; want die komt uit dezelfde bron, hierboven reeds tweemaal voor 't Fransch aangewezen. 't Gebeurt eventwel dat twee of meer verschillige klanken door een zelfde teeken verbeeld wierden, gelijk leven, perel; leef, peerd, been; en wat dus in 't schrijven gemak gaf, nu in 't lezen zou kunnen bezwaar opleveren. Daarbij, dewijl de klemtoon in de Fransche woorden altijd op de laatste zware lettergreep valt, mist het Fransch lezen eene moeielijkheid die in het Vlaamsch | |||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||
voorkomt, aangezien er de stemzate niet overal op de zelfde lettergreep wordt aangetroffen. Doch wij zullen doen opmerken, dat de klemtoon volgens zeer gemakkelijke regelkes der spraakleer wordt aangeduid, en dat hij in moeielijke woorden niet zelden wankelbaar is; zoodat eene misgreep dienaangaande, in buitengewone gevallen, óf niet bemerkt wordt óf onzeker is. De leerling zal dus met weinig moeite, de woorden voldoender wijze beklemtoonen; en te werke gaande zooals onder B gezeid wierd, zal hij in zeer korten tijd en zeer gemakkelijk leeren wel Vlaamsch lezen. De zwaarlange e van perel zal hij niet verwerren met de zachtlange van leven; want de eerstgenoemde en komt gemeenlijk maar vóór de r, en de laatste, buiten in samentrekkingen (weder = wêer), vóór de andere medeklinkers. Ziet De Bo's Idioticon, letter e. Acht gevende op den vreemden uitgang eeren, of de samentrekking ede tot êe zal hij de scherplange e van leeren weten te onderscheiden van de zachtlange in regeeren, vêeren, prêeken. 't Eenigste bezwaar of daaromtrent ligt in 't onderkennen der lange o's en sommige lange e's, niet in opene lettergrepen waar zij verschillend geschreven worden (loven, gelooven, leven, zweren, leeren), maar in geslotene. De oefening zal zulks, gelijk het voor 't Fransch bijna altijd 't geval is, moeten verhelpen; wat voorzeker niet veel moeite zal kosten, dewijl 't aantal, zulke malkaar gansch vreemde woorden, zeer beperkt is; want ingezien de uitmuntendheid der Vlaamsche woordvorming, volstaat men met te weten, dat, de e en o van woorden, zooals keeren en koopen scherplang is, om te mogen besluiten dat zij 't insgelijks is in: keer, afkeer, inkeer, bekeerd, omgekeerd, verkeerd, enz., koop, aankoop, inkoop, koopbaar, verkoop, koopsom, enz. De eigen klank van dat zeer beperkt aantal enkele woorden is ten anderen wel verkennelijk; want onder de vermaagschapte woorden, zijn er verscheidene waarin gelijk welke lange e of o, b.v. de zachtlange e op het einde eener lettergreep komt, dientengevolge dáár met | |||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||
heur kenmerkend teeken verbeeld staat, en dan, gelijk wij zooeven zeiden, den eigen klank van geheel heur maagschap openbaart. Zoo weet men terstond dat de e van ik leef, leefbaar, leefte, beleefd enz., zachtlang is, dewijl zij 't is in: het leven, wellevend. Nog merkweerdiger zijn de volgende en andere diergelijke woorden, met zachtlange e en o beet, leem, leen, reep, hoop, kool, roof, schoot, tegenover die met scherplange e en o; beet, leem, leen, reep, hoop, kool, roof, schoot, aangezien niet alleenlijk de uitspraak dier woorden verschilt, maar hunne beteekenis zelf er van afhangt. Wilde men nochtans, van den eenen kant, algemeen de onverminkteGa naar voetnoot(1) gedaante der woorden gebruiken, en van den anderen kant voor de overige gevallen de dubbele ès en òs in geslotene lettergrepen doorgaans scherp uitspreken, dan ware deze laatste moeielijkheid zoo goed als opgelost. Zoo zou men bekomen:
| |||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||
Daarentegen wat al moeilijkheid ontmoet men, als men leert Fransch lezen. 1o Veel verschillende klankteekens, luiden dikwijls gelijk (ziet onder A), en, zooals iedereen gestadig ondervindt, dikwijls zonder goed kenmerk ongelijk: vandaar onregelmatigheid en bezwaar, 2o Dezelfde medeklinkers, 't zij in 't midden, 't zij vooral op 't einde der woorden, moeten nu eens verzwegen dan elders uitgesproken worden, zonder dat er doorgaans een andere regel of reden van te geven zij dan, 't gebruik wilt het zoo. Wij allen weten zulks genoeg, en kunnen 't met honderden voorbeelden staven, zoo bij voorbeeld p, ruischt in: adoption, captieux, reptile, exemption, redempteur, symptôme, septante, rapt enz. p. ruischt niet in: baptême, compte, dompter, sculpter, en in hunne afleidingen; ook niet in: exempt, exempter, sept, je romps, enz. P wordt niet gehoord op 't einde der woorden: drap, camp, champ, sirop, galop enz. 't en zij in: Alep, croup, cap enz. Vergelijkt. Nouvelle Grammaire des Grammaires, door Mauvy, 2de uitgave bl. 20. 3o Voegt daarbij hetzelfde klank- of geruischteeken dikwijls verschillig wordt uitgebracht; b.v. de klankteekens:
b.v. de geruischteekens;
Wij laten andere even of min merkweerdige gevallen weg, en zouden duizende voorbeelden kunnen aanhalen. Maar, zal men misschien betrekkelijk 3o zeggen, eenige medeklinkers, ook in 't Vlaamsch, worden soms op twee wijzen uitgesproken. | |||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||
Wel ja! 't Gebeurt zeer dikwijls dat de harde medeklinkers zacht, en de zachte, hard worden uitgesproken, doch zulks geschiedt volgens vaste regels, en zeer natuurlijk. Want ‘een zachte en een scherpe medeklinker zijn niet naast elkander, hetzij in hetzelfde woord, hetzij in twee op elkaar volgende woorden, zonder tusschenpoozing uit te brengen, zonder dat de zachte verscherpt, of de scherpe verzacht worde; trouwens, wanneer men beider kracht streng bewaren wilde, zou er afbreking en hervatting, eene dubbele werking der spraakorganen moeten plaats hebben.’ Ternest, uitspraakleer, tweede uitgave, bl. 32. Vandaar a/ Een scherpe medeklinker, van eenen zachten voorgegaan, maakt dezen mede scherp: landkaart luidt lantkaart. Zoo verwordt d van ad tot t in attrister, attentif, en andere diergelijke. b/ Een zachte b, van een scherpen medeklinker voorgegaan, maakt dezen mede zacht: afbreken = avbreken. Zoo de s, hard in prestige, ruischt zacht in presbytère, asbeste c/ Vóór eene stemrust als eindletters voorkomende, worden de zachte medeklinkers hard uitgebracht: het kind, God. Zoo wordt de d uitgesproken als t, in grand homme, profond abîme, entend-il, alhoewel de stem er niet op rust. Legt zulke regelkes naast een Fransch. Gn ruischt omtrent als ni-e: règne, signer, magnanime, cigogne, enz.; uitgenomen (gn wordt uitgesproken als g + n) in: agnat, agnation, diagnostic, stagnation, stagnant, cognat, cognation, regnicole, inexpugnable, progné, gnome, gnostique, enz. Ziet Nouvelle Grammaire der Grammaires blz. 14. Wilt ge nog meer overtuigd wezen, vergelijkt, zoo 't u lust, een Vlaamsche met een Fransche uitspraakleer. 'k Verzeker U dat het de moeite weerd is, en dat ge meer als voldaan zult wezen! Ons besluit weze dus, dat het Vlaamsch, uit hoofde der uitspraak, veel gemakkelijker is om leeren dan het Fransch. ('t Vervolgt) A. De Visschere |
|