achtregelige strofen in het Dietsch, te weten twaalf begroetingen aan het heilig Lijden Onzes Heeren, en eene sluitstroof die een gebed is aan het heilig Lijden. Boven elke begroeting staat eene verlichterij verbeeldende de werktuigen die begroet worden: het kruis, den doek van Veronica, de vijf heilige wonden, de doornen kroon, het heilig kleed, de toortsen en de lanteern, de geeselen en de kolom, de nagelen en den hamer, de kruik met edik en de spons, de tang en de ladder, de heilige suarie of den zweetdoek, het heilig graf.
De verlichterijen zijn in 't algemeen zeer lief. Die nochtans welke de vijf wonden en de doornen kroon verbeelden, zijn indertijd uitgesneden en vervangen door twee slechte kleurteekeningen op papier.
Achter de begroetingen staat, op blad 9 verso, eene grootere verlichterij (boekschildering) verbeeldende Sint Joris die den draak bevecht. Daarna blad 10 recto, incipiunt hore beate marie semper virginis. Op blad 19 verso staat nog zulk eene verlichterij, verbeeldende eene lijkbaar, met vier groote brandende keersen er om heen, waarover drie paters zingen, en waarbij twee wereldlijken staan te treuren......
Twee dezer strofen wezen voldoende om onze lezers over de tale en dichtveerdigheid van den opsteller te laten oordeelen:
Ic groetu, scarpe dornijn crone,
Die Gode vp thoeft was gheduwet,
Daer mi sondare, cleene persoene,
Seere of te sprekene gruwet.
V edel bloet dat quam ghespuwet
Huut uwen hoofde in LXXII steden.
Heere, al hebbic v ghescuwet,
Toecht an mi uwe onfaermichede.
(Drie bebloede nagelen en een klauwhamer)
Ic groetu, hamer eñ naglen mede,
Die Gode dor hande eñ dor voete
Ghesleghen waren; sine lede
Scuerden tonser zielen boete.
Ant cruce waerdi ghenaghelt onzoete
Eñ vp gheheuen dor onse mesdaet;
God Heere, hets recht dat ic v groete,
Want ghi syt onse toeuerlaet.
Die de andere begroetingen begeert te lezen, kan ze vinden in ‘Dietsce Rime’ uitgegeven door Jonkher K. de Gheldere, in het Bijvoegsel bl. 112 en volgende, waaruit deze wetensweerdigheden getrokken zijn.