Biekorf. Jaargang 8(1897)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] Nieuwjaarwensch! HOE vluchtig is ons kranke leven, met al wat 't leven hier verblijdt, met al wat hulp en troost kan geven, in onzen bittren levensstrijd! Waarom vergingen lente en bloemen, en heldre warme zonneschijn, waarop de zomerdagen roemen? Waarom moet 't weêr al winter zijn? God leeft! Hij, eeuwige lente en leven, Hij, bron van schoonheid, zonnestraal, die botte en blad kan wedergeven, en geur en kleur en bloemenpraal! God leeft die dagen, maanden, jaren aan 't kranke menschdom mild verleent, die 't kranke leven kan bewaren, die troost als 't droeve menschdom weent. 't Is Nieuwjaar! en een nieuwe leven door de adren voelt gij bruisschend gaan: Het weze u met Gods milden zegen, en 's Heeren gratie rijk belaân. 't is Nieuwjaar, ei! bedankt den Heere, en slaat uwe oogen hemelwaart; een nieuwe trap is 't in de leere waarmede gij ten Hemel vaart. En was 't verleden vol van smerte, en hebt gij stormen onderstaan, bewaart 't geheugen in uw herte: wat God u zond was wel gedaan. En gaat gerust de toekomst tegen, God leidt u bij zijn vaderhand, langs Hem bekende kronkelwegen, naar 't Hemelsch eeuwig vaderland. En hebt gij somtijds in 't verleden, in 't woelen van den levensstrijd, niet altijd even kloek gestreden, gedenkt toch dat gij christen zijt, [pagina 9] [p. 9] deze aarde en kan niet anders geven als rampen, pijn, en tegenspoed, gedenkt dat door dit korte leven gij 't eeuwig leven winnen moet. C.W. Vorige Volgende