[Nummer 51]
Onze gravures.
Z.K.H. prins Alexander.
Bij het beschouwen van deze beeldtenis, kan men moeielijk eene weemoedige gedachte onderdrukken: prins Alexander was de laatste mannelijke telg van het huis van Oranje, dat nu, evenals geheel Nederland, niet zonder een bang gevoel op de toekomst der troonsopvolging nadenkt. Eeuwen lang hebben de leden van het huis van Oranje over de noordelijke Nederlanden geregeerd, en nu is die vorstentak - als het ware vergroeid met het volk - uitgestorven, ten minste aan de mannelijke zijde.
z.k.h. prins alexander der nederlanden, †21 juni 1884.
Er wachtte den prins eene kroon, die door vele vorsten inderdaad mag benijd worden. Immers, voor velen is de kroon, in onze dagen, een last, een gevaar, in zekere opzichten eene ramp: voor hem zou zij al die wederwaardigheden niet opleveren. Het nederlandsche volk is te zeer aan het Huis van Oranje gehecht om het dragen eener kroon moeielijk en zwaar te maken.
Doch God had er anders over beschikt: de oudste zoon stierf vele jaren geleden in den vreemde; de tweede prins van Oranje stierf te Parijs en de derde in den Haag, doch alle drie verre van hunne familie verwijderd: zij stierven beurtelings als het ware alleen en verlaten. De omstandigheden wilden het zoo.
De eerste was zeer jong en zocht in het zuiden het rekken van zijn leven, toen de dood hem wegrukte; de tweede had den Haag verlaten en slenterde op de boulevards van Parijs, zonder zich nog veel om land en troon te bekommeren, toen de mare van zijn sterven plotseling door Europa galmde; de derde leefde afgezonderd in den Haag, was door velen niet bekend en dus ook niet populair en gaf den geest, terwijl zijn vader opbeuring van zijne gezondheid in Duitschland zocht.
Prins Alexander was slechts 33 jaar oud; van kindsbeen af had hij een ziekelijk gestel en dit had gewis grooten invloed op zijn karakter gehad. Hij vond dat er voor hem op aarde geen geluk was weggelegd: zijne moeder, die hij tot in het uiterste vereerde, was overleden; zijn oudere broeder, de prins van Oranje, was slechts dood in zijn vaderland terug gebracht; zekere huiselijke omstandigheden hebben nooit zijne goedkeuring mogen verwerven. Hij werd menschenschuw, ontving niemand, alleen eenige weinige personen van aanzien, was eenzijdig in vele zijner staatkundige beschouwingen en dacht vooral het heil des lands te zien, in de grondstelsels door de Logie gehuldigd.
Wat zou zijne richting geweest zijn, indien hij ooit tot koning ware uitgeroepen? Die vraag wordt in Nederland zeer verschillend beantwoord; doch het antwoord is moeielijk te geven, dewijl de figuur van den kroonprins zich niet voldoende gedurende zijn leven heeft afgeteekend. Veel hield hij zich met lezen bezig en toen hij eens, in vroeger tijd, werd hard gevallen omdat hij zich al te veel aan alle staatszaken onttrok, nam hij de pen op en schreef een antwoord op dien aanval, in een dagblad van den Haag, welke brief later in brochuur werd uitgegeven.
Die handelwijze, zoo ongewoon bij gekroonde hoofden, toonde misschien zijn prikkelig, zijn licht geraakt gemoed; doch wij moeten hier opmerken dat de aanval juist op een teêrgevoelig punt neerkwam en prins Alexander wel een antwoord aan de natie schuldig was. Hoe het zij, de prins heeft geene stof nagelaten om eene geschiedenis van zijn leven te schrijven: hij moest nog beginnen te leven toen de dood hem wegrukte.
Prins Willem-Alexander-Karel-Hendrik-Fre-