De Belgische Illustratie. Jaargang 16(1883-1884)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 385] [p. 385] [Nummer 49] Waar of mijn Pieter blijven mag? De golfjes dartlen over 't zand En stoeien met den wind. Het visschersvrouwtje zit aan 't strand En tuurt haar oogen blind. Want wat op 't blauwe veld der zee Ook oprijst in 't verschiet, Welk pinkje binnenvalt ter ree, Vergeefs wacht zij haar Piet. De baren zingen zacht in koor Haar eeuwig ruischend lied. Het briesje suizelt aan haar oor, Maar och, ze merkt het niet. Zij staroogt in de strakke lucht En mijmert uur aan uur. Haar angstig harte zwoegt en zucht: ‘Ik heb geen rust of duur. In 't huisje, ons beider lust en vreugd, Ik hou 't er niet meer uit. O, Piet! hoe of de dag mij heugt, Dat ik er was de bruid! Het was een korte vreugd: te gauw, Mijn jongen, moest ge heen, En liet uw troostelooze vrouw In 't eenzaam huis alleen. Ik peins den ganschen, langen dag, De handen in den schoot: Waar of mijn Pieter blijven mag? God weet, is hij al dood!’ En 't bleek gelaat, gebruind, geschroeid Door fellen zonnebrand, Wordt door een zilten traan besproeid, Die lekt in 't stuivend zand. O, vele heeft ze er al geschreid, Maar ach! deze enkle traan Omvat een zee van bitterheid, Als de eindlooze oceaan. Hou moed! na lijden volgt geneugt. In 't zalig weerziensuur Roept ge opgetogen uit: ‘Die vreugd, Neen, 'k kocht ze niet te duur!’ J.R.v.d.L. Teekening van Jos. Israels. Vorige Volgende