Onze gravures.
De st.-Jacobstoren te Leeuwarden.
Niet vele van onze lezers zullen ooit Leeuwarden, de hoofdstad van Friesland, bezocht hebben; dit belet niet dat die stad meer dan eene merkwaardigheid bevat die een tourist met belangstelling in oogenschouw zou nemen. Onder deze merkt men op den scheeven toren, die even als die van Pisa zich in hellenden toestand bevindt; doch die, wat erger is: door de achtbare raadsheeren der stad veroordeeld is om te verdwijnen. Men denkt, dat hij binnenkort vallen zal, en om dit te voorkomen, wil men hem afbreken.
De St.-Jacobstoren dagteekent van ruim drie eeuwen: het verzakken zal dan ook wel aan den tijd te wijten zijn. 't Is wel jammer, dat de toren veroordeeld is: wij zien ongaarne eenig gebouw van kunstwaarde, uit vroeger dagen, verdwijnen en had men in den tijd van kunst- en smaakverbastering zoo roekeloos niet omgesprongen met vele oude gebouwen, onze straten zouden op dit oogenblik wezenlijke museums zijn.
Aan den St.-Jacobstoren, die in 1540 gebouwd werd, was vroeger eene kerk verbonden, doch de Hervorming heeft ze deels afgebroken, deels tot andere doeleinden gebruikt. De klokken, de roepstemmen voor de geloovigen, hangen nog in den toren; doch sedert lang zwijgen zij gelijk in een doodenhuis. De grootste klok, die met kunstrijk beeldwerk is versierd, heet de Leeuw en even als Roelant te Gent, en ook op ander plaatsen, bevat zij een opschrift in denzelfden zin als gemelde klok.
De klok telde ‘brullende over de Leeuwarder daken, de uren af en roept door haren klank de burgers tot de vlammen en de wapens,’ tot den bluschdienst of den oorlog.
Wat ons, Belgen en Antwerpenaars, aanbelangt is dat die klok gegoten is in 1551 door C. Wagheneus, klokgieter te Antwerpen. Eene kleinere klok draagt den naam van den H. Petrus en het jaar 1544. De beiaart, uit 38 klokken bestaande en meestal uit 1568 dagteekenend, is met latijnsche spreuken, veelal uit de psalmen getrokken, versierd.
De omgang, boven het gemetselde gedeelte, verheft zich 23 meters boven den grond. Daaruit schiet de spits op; die echter bevonden is ook niet recht te staan en 85 centimeters naar den oostkant over te hellen. Na 1832 heeft men de voorzorg genomen de muren met balken te verbinden en er eenig metselwerk, tot versterking, aan toe te brengen; doch het gevaar schijnt nu te duidelijk geworden en in januari 1884, na den storm van december, is de afbraak besloten. Misschien zal men bij den afbraak bevinden, dat de St. Jacobstoren zoo min zou gevallen zijn als de toren van Pisa; doch eens aan 't sloopen zal het te laat zijn.