stadsgezichten hun als totaal vreemd voorkwamen. Onze winkels, die, veertig jaar geleden, nog een eerzaam, een oud-burgerlijk voorkomen hadden, zijn veelal in prach-magazijnen veranderd en vele huizen van notabelen, die vele geslachten hadden zien voorbijgaan, zijn nu door de eigenaars aan groote uitpakkers van modegoederen verhuurd.
Het is zooveel jaren niet geleden dat een winkel met groote vitrien en verguld fransch opschrift à la mode de Paris, te Antwerpen nog met een schuin oog aangezien en zeker niet als zeer solied beschouwd werd. In Conscience's Siska van Roosemael vindt men natuurlijk naast veel conventionneels, eene zeer trouwe afspiegeling van wat de winkels in onzen kindertijd waren. Van Roosemael's oud-burgerlijke winkel, vindt men nu nog slechts hier en daar in eene zijstraat; maar Spinael's schoenmagazijn, blinkend van klatergoud, is de algemeene regel geworden
Is de handel, door al die pracht-ontwikkeling beter en solieder geworden? Wel integendeel. De geprotesteerde wissels, de weigering van geaccepteerd papier, de bankroeten zijn integendeel zoo verbazend in getal aangegroeid dat de cijfers elke maand met schrik in de dagbladen vermeld worden. De pracht is grooter, maar het bedrog is zelfs oneindig geworden.
De bankroetier durfde vijftig jaar geleden zich niet meer op de Beurs vertoonen als werden zij door het ongeluk neergeslagen; vandaag vindt de slechtste betaler er zooveel kollega's dat hij er als het ware van de meerderheid deel maakt Velen geven hem doorgaans de hand even als zij voorheen deden, en dit zeker korten tijd nadat hij zijne betalingen staakte.
En wat al verandering in kleeding in minder dan eene halve eeuw? De naaister is, des Zondags, niet meer van de gravin te onderscheiden, tenzij dat deze zich niet meer endimancheert. De dienstmeid draagt kleedingstukken, die hare meesteres in hare jonge jaren niet zou versmaad hebben. Is dit alles het gevolg van wezenlijken voorspoed en weelde?
Zeker neen; de panden in den Berg van Barmbartigheid, de geprotesteerde wissels zijn daar om het tegendeel te bewijzen.
Wat zouden die oudjes, die op onze gravuur zijn afgebeeld, verwonderd staan, indien zij in onzen tijd van stras en klatergoud moesten leven! Wat in hunnen tijd schande was, is nu vaak niet eens besprekenswaard en wat men toen als eergevoel en eigenwaarde erkende, doet onze tijdgenooten glimlachen.
Ja, wij zijn kinderen van onzen tijd; wij erkennen volgaarne dat die tijd ons veel nuttigs heeft aangebracht; doch dit belet niet dat wij met genoegen aan dien van grootvader terug denken, het moge dan ook, volgens velen, eene ziekte zijn het verledene altijd beter te vinden dan het tegenwoordige.