De Belgische Illustratie. Jaargang 16
(1883-1884)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De– Auteursrechtvrij
[pagina 329]
| |
[pagina 330]
| |
Voor den burgemeester.Wij zijn in den tijd der kragen, mantels, kaplaarzen, degens en gepluimde hoeden, in de XVIIe eeuw: een tijd die wat glorierijker was voor den titel van burgemeester, hopman en andere overheid dan vandaag. Toen waren de overheden van de voornaamsten der stad en tegenwoordig valt die eer zelfs niet altijd aan de verdiensten ten deel. Wat zit hij daar rond en vrij die burgemeester in zijnen tabbaard! wat is die hopman, met zijn mageren, wij zouden schier zeggen, metalen kop, eene echte soldatenfiguur, terwijl de voorsteller gewis een der schepenen zijn zal. Geen tijd is zoo geschikt voor den schilder als deze: kleeding, uitrusting, kenteekens, huisraad - alles leent zich tot karaktervolle tooneelen. De mannen zelf, leest de geschiedenis, waren knapen die wisten wat zij deden, wat zij ondernamen. 't Waren geen praters, geen woordenkramers zoo als velen vandaag zijn: het waren Nederlanders in den vollen zin des woords, terwijl vele van onze hedendaagsche burgemeesters en overheden niet anders zijn dan Parijzer pronkers. | |
Gebed bij onweer.Het is buiten een verschrikkelijk weer. De bliksem doorklieft vreeselijk de zwarte lucht; de donder rommelt, als of er boven ons duizenden kanonnen losbreken. Alles schokt en schudt - en in dat ijselijk noodweer dwaalt vader om. Waar mag hij zijn? Zou hij een schuilplaats gevonden hebben tegen het verschrikkelijk onweer? Kind, schijnt de moeder te zeggen, kind, laat ons bidden. Inderdaad, waar, tenzij bij Hem, den Hemelschen Vader, zal de zwakke sterveling troost en bemoediging vinden in het dreigende gevaar? Gij, vrijgeest, gij die beweert dat er geen God is, zeg ons waaraan houdt gij u vast als de nood aan den man komt? Aan niets, zegt ge nu; doch in het gevaar verkeerende, zakt u het hart in de schoenen en gij zoekt bevend naar eene reddende hand, die gij echter weer verstoot, zoodra het gevaar voorbij is! Wij, wij houden het met die arme, nederige vrouw: wij bidden in het gevaar, wij danken nadat dit laatste is voorbijgedreven en als de slag ons treft, zeggen wij ‘Uw wil geschiede.’ | |
Sinxenfeest.Wij naderen het Sinxen- of zooals men op andere plaatsen in Nederland zegt het Pinsteren-feest. De fransche teekenaar Yan Dargent heeft de nederdaling des Heiligen Geestes op eene sierlijke, zelfs prachtige wijze weergegeven. De moeder des Heeren verschijnt in de vergadering der Apostelen, en bezielend heft zij de armen op en staart dankend en biddend ten hemel, getroffen als zij is door het nieuwe wonder dat God van den hemel afzendt. | |
De pareplue.Ziedaar eene rei printen, die geen tekst noodig hebben. Andersen schreef een printeboek zonder printen; welnu, hier hebben wij een vertelsel zonder woorden en dat ons hartelijk doet glimlachen. 't Verbeeldt een deugnietentrek, ja; maar laat ons niet te streng zijn. Hebben wij, al zijn wij nu nog zoo ernstig, zoo statig, zoo majestueus zelfs, niet meer dan een dezer jongelingszonden op het geweten? Geestig is het geteekend en men zou er menige diepzinnige levens- ja politieke beschouwing op kunnen maken. Lezer, wij laten u dus de uitlegging van de geschiedenis over. |
|