alleen verlaten om op het stamslot van haren gemaal over te gaan. Hier had zij hare jonge jaren gesleten hare kinderen opgevoed, haren echtgenoot begraven - haar geheele leven had zij in het oude slot doorgebracht, elke steen hier was een gedenkteeken der vroegere heerlijkheid van het ridderlijk geslacht, hetwelk voor nagenoeg duizend jaren deze muren opgetrokken had Zij blikte met trots op de lange rij der voorvaderen; zij verwachtte van den eenigen zoon, dat hij in den zin en den geest zijner voorzaten voor het voortbestaan van het huis zorgen zou Zij dacht niet aan de mogelijkheid, dat Erwin Detburg eene andere dan eene bruid van gelijken rang en stand zou kunnen kiezen Toen zij de hulpbehoevende vreemde in den kring van haar gezin opnam, kwam het in de verste verte niet bij haar op, dat deze in dit opzicht ooit een voorwerp van bezorgdheid voor haar worden kon.
Erwin echter kende zijne moeder. Hij kende ook haren vurigen wensch hem gehuwd te zien, en toen nu in de eerste dagen van mei een vloed van bezoekers het stille huis overstroomde, wist hij, dat zij dezen hierheen geleid had om hem gelegenheid te geven onder de dochters van den vaderlandschen adel met des te grooter gemakkelijkheid zijne keuze te kunnen doen Hij besloot dit plan geen hinderpalen in den weg te stellen en zich te gedragen naar de omstandigheden het zouden meebrengen. Hij hield op alles een nauwlettend oog gevestigd, hoofdzakelijk op Natalie.
De aankomst van talrijke vreemde gasten vervulde het jonge meisje met vrees, ja zelfs met schrik. Hoe licht kon niet door een ongelukkig toeval een ontdekking van haar waren naam plaats hebben. Zij hield zich zorgvuldig op een afstand, kleedde zich in de minst kostbare, eenvoudigste stoffen Onder het voorwendsel juffrouw Haller in de zorgen voor de verpleging der gasten behulpzaam te zijn, vermeed zij het den eersten dag zooveel het slechts mogelijk was, de gezelschapskamer te betreden Er kwam een eigenaardig bitter gevoel in haar op, terwijl zij den arbeid van eenen huurling verrichtte Zij was, toch door geboorte en stand gelijk aan al deze jonge dames, die in de aangename zorgeloosheid van het voorname leven geen ernstiger en zwaarder taak schenen te kennen dan die van hare aangeboren beminnelijkheid, hare oppervlakkige kundigheden, hare gezellige talenten in het Voordeeligste licht te doen uitkomen.
Des avonds droeg de gravin aan Natalie op de honneurs van de theetafel op te houden. Met angstig kloppend hart betrad het meisje de zaal waar de jongelieden bijeen zaten, terwijl voor de meer bejaarde heeren en dames in de aangrenzende vertrekken de speeltafeltjes gereed stonden. De eerste vluchtige blik, dien zij op den jeugdigen kring wierp, toonde haar Erwin als het middelpunt daarvan, als het voorwerp der algemeene opmerkzaamheid. Hij lachte en schertste en hield zich druk met de dames bezig. Natalie zag hem zoo voor de eerste maal. Hij was haar in den huiseken omgang veel ernstiger verschenen; hij had zich de rol van beschermer tegenover haar zoo bedaard laten welgevallen; zij voelde thans met plotselinge, stekende smart het onderscheid in zijn gedraging tegenover haar en die jonge dames, die in naïeverige, gehuichelde beminnelijkheid, onder scherts en gelach, zijne hulde als eene verschuldigde schatting aannamen!...
Zoodra het theedrinken afgeloopen was, trok zij zich stil, en naar zij meende onbemerkt, terug en ging naar hare kamer. Zij was op zich zelve boos over hare dwaze, ongerechtvaardigde misnoegdheid. Was er dan iets in hare positie veranderd? Was de gravin minder vriendelijk tegen haar? Was Elma niet als te voren hare zusterlijke vriendin? En Erwin zelf, was hij niet in wezenlijkheid onveranderd? Hoe vriendelijk was zijn lach geweest, als zij hem eene tas aanbood! hoe hoffelijk zijn toon als hij haar dankte! - Welke reden had zij zich zoo ongelukkig te voelen? Was het 't heimwee, dat haar zoo plotseling had aangegrepen? Maar tehuis was... Kozenski; at kon het niet zijn En zelfs, als zij den gehaatte wegdacht; met wezenlijke schaamte, met de oogen vol tranen perste zij zich zelve de bekentenis af, dat de scheiding van Erwin hare bitterste smart zou zijn. ‘Liever zijne dienstmeid,’ fluisterde zij, haar gelaat in het kussen der sofa verbergende, ‘dan meesteres te zijn waar hij niet is!’
Daar kwam Elma binnenstormen. ‘Waar blijft gij toch?’ riep zij. ‘Wat ik u bidden mag, kom spoedig beneden! Er zal muziek gemaakt worden en Erwin heeft verklaard slechts te willen zingen als gij hem begeleidt!’
Natalie sprong, bloedrood wordende, op. Hij wilde slechts zingen als zij hem begeleidde! - Zij wist, dat hij zich zeer goed zelf begeleiden kon; zij kon in zijn verlangen slechts het streven zien om haar in het gezelschap dezelfde plaats te doen innemen, die hij haar in den familiekring ingeruimd had. Hij bleef zijne rol als beschermer getrouw: hij dacht aan haar in den kring der aanzienlijken en blijmoedigen, hij wilde haar in dezen kring niet missen! - Deze streelende overtuiging gaf haar een soort van zekerheid. Zij volgde Elma zonder tegenspraak.
Aan de deur van het salon kwam de graaf haar te gemoet ‘Gij moogt hier niet ontbreken, mejuffrouw!’ zegde hij luid, terwijl hij haar de hand bood om haar naar de groep te voeren, die om den vleugel stond. ‘Mejuffrouw Anna Rode,’ ging hij, haar voorstellende, voort, ‘eene vriendin onzer familie, die sinds eenigen tijd de goedheid had mijne moeder gezelschap te houden...’
De jonge dames wedieverden met elkander om het blozende meisje op het voorkomendste te ontvangen; de heeren lieten zich door den graaf een voor een voorstellen - De stelling was veroverd.
‘Zij is, op mijn woord schooner dan al de overige dames,’ zegde een jong grondeigenaar uit de nabuurschap tot zijn vriend, een schilder uit Dusseldorp.
‘Schooner en toch geheel anders schoon,’ was het antwoord van den kunstenaar.
‘Zij ziet er joodsch uit,’ mengde een jonge zeer blonde gravin zich in het gesprek.
‘Wel mogelijk! genadige gravin!’ merkte de kunstenaar droog aan.
‘Genadige gravin,’ sprak Erwin, nader tredende, tot het blonde meisje, ‘mag ik u verzoeken? Mejuffrouw Rode is gereed.’
Natalie zat aan den vleugel. Erwin had de piano-compositie der ‘Hugenoten’ op den lezenaar gelegd en het groote duo in het voorlaatste bedrijf opgeslagen. De blonde gravin had een lieve sopraanstem, die wel voor kleine liederen maar volstrekt niet voor groote operamuziek geschikt was. Evenwel was deze haar stokpaardje en zij had er op aangedrongen het betreffende duo met den graaf te zingen. De muziek was voor haar te zwaar; zij raakte herhaaldelijk van den toon. Erwin zong zijne partij onberispelijk, terwijl hij zijne omvangrijke tenorstem met het oog op het zwakke orgaan zijner medepartij zooveel mogelijk matigde. Met geheime vreugde bemerkte hij hoe Natalie het gezang der blonde gravin door haar spel te hulp kwam en op de moeielijkste plaatsen de zangstem geheel begeleidde, zoodat het eigenlijk aan haar te danken was, dat het duo zonder stoornis gezongen werd.
‘Ik dank u,’ sprak hij zacht tot haar, terwijl hij het muziekboek van den lezenaar nam; ‘ik kende uw talent, thans ken ik ook uwe goedhartigheid. Nu echter wenschte ik tot vergoeding ook uwe stem te hooren,’ voegde hij er bij en legde de liederen van Mendelssohn gereed.
‘Om 's Hemels wil niet!’ sprak zij verschrikt. Elma echter had het verzoek haars broeders gehoord. ‘O! ik bid u, lieve Anna l'vleide zij; ‘doe het ter liefde van mij!’
‘En ter liefde van fluisterde Erwin, zoo zacht dat alleen Natalie's fijn gehoor de woorden vernam.
Na een kort preludium ving zij aan en nooit was hare stem schooner en krachtiger geweest dan in dezen stond, dat zij, alles om zich heen vergetende, ter liefde van hem, hare ziel in die woordenvolle klanken uitstortte.
De toehoorders luisterden stom, in menig schoon oog glinsterde een traan. De graa was naast de zangeres blijven staan. Toen zij geëindigd had, nam hij hare hand, zij voelde een oogenblik zijne lippen daarop.
Ontsteld en verward zag zij naar hem op; - zijn mannelijk oog rustte op haar met de volle uitdrukking der liefde. ‘Anna!’ fluisterde hij.
De valsche naam, van zijne lippen, riep haar met plotselinge, vlijmende smart haar geheelen toestand in het geheugen terug, dien zij in het bedwelmende gevoel van dit oogenblik bijkans hadde vergeten. Verbleekend trok zij hare hand uit de zijne terug en voegde zich bij het gezelschap, dat haar den uitbundigsten lof toezwaaide over haar talent.
Van dezen dag af was Natalie door het gezelschap als gelijke erkend. Doch hare positie was daardoor geenszins van de aangenaamste geworden. Van den eenen kant wedieverden de heeren met elkander om hare schoonheid, haar begaafdheden de schatting hunner ridderlijke hulde te bieden, van den anderen kant echter werd juist daardoor de ieverzucht der dames tegen haar opgewekt. Vooral kon de blonde gravin aan de vreemde de onvrijwillige zege niet vergeven, welke de liederen van Mendelssohn op hare operamuziek behaald had, zoo min als de opmerkzaamheid, die de jonge burchtheer aan de ‘gezelschapsjuffrouw’ zijner moeder betoonde.
Deze opmerkzaamheid had niets gemeen met de hoofsche galanterie, welke bij aan de overige dames bewees. Zoo doende verloor hij meer en meer het beschermende voorkomen, dat hij aanvankelijk in het verkeer met Natalie aangenomen had. Hoe meer de jonge graaf met zich zelven in het reine kwam omtrent de gevoelens, die zijn hart vervulden, hoe duidelijker hem het doel voor de oogen trad, waartoe deze gevoelens hem voeren moesten, des te waardiger en achtingsvoller werden zijne manieren tegenover het meisje, dat daarvan het voorwerp was. Hij luisterde naar elk harer woorden, voorkwam hare geringste wenschen en waakte er met de grootste zorgvuldigheid voor, dat haar elke verlegenheid, elke herinnering aan de afhankelijkheid harer positie bespaard bleef.
Voor niemand bleef dat onopgemerkt, en de blonde gravin, die met het bepaalde inzicht en de zekere hoop gekomen was om de hand van den schoonen, beminnelijken en rijken Erwin Detburg te veroveren, zag het eveneens - echter niet met de diepe smart, welke slechts een wezenlijk beminnend hart doorvlijmen kan - maar toch met ieverzuchtigen wrok. Te weinig begaafd echter om met de zoo onverwachts opgedoken mededingster den wedstrijd aan te gaan, nam zij een middel te baat, dat in dergelijke gevallen reeds dikwijls met twijfelachtig gevolg beproefd werd: zij sloot zich met schijnbare hartelijkheid aan Natalie, overlaadde haar inzonderheid in het bijzijn van den graaf met de teederste vriendschapsbetuigingen en week met beminnenswaardige indringenheid dikwijls dagen lang niet van hare zijde. Daardoor won zij, al ware het anders niets, toch zoo veel dat de graaf nooit gelegenheid vond een onbeluisterd woord met de gezelschapsjuffer te spreken.
Ook de gravin bespeurde met schrik en kommer de richting welke de gevoelens haars zoons genomen hadden. Maar zij was er verre van af de kracht dezer gevoelens, het besluit te vermoeden, dat meer en meer in het hart van den jonkman wortel schietend, deze heiligde. Het bedroefde veelmeer de godsdienstige en streng zedelijke vrouw diep, dat Erwin, haar Erwin, in staat was, voor hare oogen en voor die der jonge dame, in wie zij in het geheim reeds hare toekomstige dochter zag, een naar zij meende, lichtvaardige minnarij aan te knoopen met een jong meisje dat haar dierbaar was en onder hare bescherming stond.
De terugwerking, welke hare waarnemingen en de daardoor opgewekte ontevredenheid op haar gedraging tegenover Natalie hebben moest, vertoonde zich spoedig. Zij werd koeler, afgemetener jegens haar; haar toon nam soms een scherpte aan, die geheel ongewoon en verrassend was in den mond van de goedhartige, zachtzinnige vrouw; zij gelastte het