De Belgische Illustratie. Jaargang 16
(1883-1884)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De– Auteursrechtvrij
[pagina 225]
| |
[Nummer 29]Onze gravures.Eene Waalsche hoeve.De heer Plumot is een schilder van groot talent. Hij heeft een genre dat hem toehoort, en als men in onze tentoonstellingen eene schilderij ziet, herkent de bezoeker onmiddellijk zijn penseel. De landschappen van dien schilder zijn altijd met vee, vooral met geiten, die hij bewonderenswaardig weergeeft, gestoffeerd. De schilderij, van welke wij hier eene gravure meedeelen, pronkte in een onzer tentoonstellingen. Het gezicht is genomen uit de omstreken van Spa. Overigens men ziet wel, noch de hoeve, noch de kar, noch het gespan van den os zijn vlaamsch.
eene waalsche hoeve, naar a. plumot.
Het is echter zeker dat hij die ooit in onze waalsche provinciën gereisd, of zoo gij wilt rondgedoold heeft, zal moeten erkennen dat de lokale kleur in dit tafereel trouw is overgebracht en de Antwerpsche meester over zijn werk hoog mag geroemd worden. | |
Gezicht te Munster.Munster, dat velen onzer lezers, vooral kunstenaars, bezocht hebben, is eene aloude stad en voorzeker wel waard eens bezocht te worden door degenen, die er nog niet vertoefd hebben. Munster ligt aan de rivier de Aa. Het was vroeger eene sterke vesting, doch sedert eene halve eeuw werden de wallen in wandelingen herschapen. Daar waar de oude Citadel stond, verheft zich het oud paleis der munstersche bisschoppen. Het is in die stad dat de beruchte Jan van Leyden zijne schandelijke kluchten speelde en eindelijk met Knipperdollink en Krechting eene verdiende straf onderging. Munster heeft schoone en elegante gebouwen, zelfs die aan particulieren, aan adellijke heeren toebehooren. Het stadhuis is prachtig. Er bestond eene katholieke hoogeschool, doch zij werd in 1818 afgeschaft en hare inkomsten tusschen verschillende gestichten verdeeld. Onze gravuur toont ons een schilderachtigen | |
[pagina 226]
| |
hoek van die oude stad, rijk aan een groot getal geschiedkundige herinneringen. | |
Fra Bartolomeo.Fra Bartolomeo droeg in de wereld den naam van Baccio della Porta. Hij was een schilder van talent, in 1469 te Savignomo geboren en als kloosterbroeder in 1517 overleden. De beroemde Savonarola speelde in dezes leven eene groote rol. Wij hebben in onzen voorgaanden jaargang een wijdloopig artikel meegedeeld over dien monik, die Italië als het ware zedelijk beheerschte, en vooral te Florencië eene macht uitoefende, welke hare weerga niet had. Savonarola, die de protestanten gaarne als een voorlooper van het protestantism willen doen beschouwen, is echter als goed katholiek gestorven en dit alleen werpt de gegeven stelling omverre. Jammer dat hij zich een oogenblik door den hoogmoed over zijne tijdelijke zoo burgerlijke macht liet verblinden, en het was ook deze welke hem deed veroordeelen, want het blijkt genoegzaam uit de geschiedenis dat Paus Alexander hem had willen redden. Welnu, 't is die invloedrijke spreker, die de vrouwen van Florencië hare wulpsche en ijdele kleederdrachten en pronksieraden deed afleggen en ten offer brengen aan den arme, die ook Baccio del Porta aan de wereld ontrukte en tot het kloosterleven riep. In dat laatste opgenomen, wijdde deze zijn schitterend talent aan godsdienstige onderwerpen, waarvan het Quirinaal er verscheiden bezit. Eenigen tijd verbleef hij te Rome en werkte er met Raphaël, met wien hij door vriendschapsbetrekking verbonden was. | |
De toren van de St. Nicolaaskerk te Brussel.De heer Louis Hijmans geeft een werk uit, Bruxelles à travers les âges, hetwelk inderdaad als zeer merkwaardig mag aangestipt worden, niet alleen als uitgaaf, maar als historische opzoekingen. Dit boek is kompleet in 30 afleveringen, die aan 2 fr. per aflevering gerekend worden.Ga naar voetnoot(1) Onder de gravuren, welke in dit boek voorkomen, wijzen wij op gemelden toren, die het belfroid was van de brabantsche hoofdstad. In het jaar 1695, en ten gevolge van het bombardement, brandde die toren af, doch werd twee jaren later herbouwd. De schrijver De Mann zegt van de St. Nicolaaskerk dat zij reeds in 1201 bestond, want toen Hendrik I, hertog van Brabant al de kerken en kapellen der stad aan de jurisdictie der kerk van St. Gudula onderwierp, noemde hij er zeven, en onder deze de St. Nicolaas. Den 13 december 1367 viel de toren dezer kerk plotseling in, doch de val veroorzaakte geene schade. Den 6 juni 1576 was deze aloude katholieke tempel het tooneel der Protestantsche vernieling en heiligschending. Het was tijdens Olivier van den Tympel, heer van Corbeek op de Dyle, gouverneur der stad was, dat al die gruwelen werden gepleegd. Reeds den 4 juni was het ‘rapalie’ meester van de Hallepoort en andere punten der stad, hierin aangemoedigd door den gouverneur van den Tympel, die dan ook Philips van Egmont, welke aan den koning trouw wilde zijn, dwong te kapituleeren en de stad te verlaten. Middelerwijl had men een regiment Schotten, die men les Broucquilles, ter oorzake van hunne kleeding, noemde, binnen Brussel doen komen, even als de eeuwige oproervinken van Antwerpen en Gent: de eersten, de Schotten, zoogezegd om de orde te handhaven, maar eigenlijk om de rebellen in het stelen en plunderen te steunen. Die troepen, zegt Mann, namen met geweld hun logist in de kloosters en bij de rijke burgers. Den 6 juni 's morgens begon de plundering in de St. Nicolaaskerk, de beelden werden verbrijzeld, de H. Vaten ontheiligd en de schurken trokken de kasuifels en dalmatieken aan en doorliepen zóó gekleed, als razenden de straten, dansten rond eene nabijgelegen fontein en huilden, godslasterden en bedronken zich. Zóó groot was de haat der Calvinisten, dat toen die oproerigen in 1584 meester waren te Brussel, zij bevel gaven het O.L.V. beeld der St. Nicolaaskerk, dat bij eenen burger verborgen was, met geweld te gaan halen. Men bracht dat kunstwerk op het stadhuis, waar het baldadig aan stukken gekapt werd. In 1585 volgde de hongersnood en de ellende met al hunne afschuwelijkheden in Brussel. Ook dat jaar, en wel den 25 maart werd er onderzoek gedaan door de geestelijkheid naar de H. Hostiën, die zes jaren te voren in een burgershuis verborgen werden. Men vond ze ongeschonden in een geheim, dat in eenen balk was gemaakt. Allengs werden de kerken weer aan de katholieken teruggegeven, en eindelijk ook de St.-Nicolaas-kerk, die veel geleden had, hersteld. We zeggen ‘kerk’; maar eigenlijk zouden wij kapel moeten zeggen, want eerst den 24 October 1622 werd de St-Nicolaas, even als de Coudenberg, tot parochiekerk verheven. In 1695 werd Brussel door Willem III, koning van Engeland belegerd, die van uit Scheut Brussel met gloeiende kogels beschoot. Dit bombardement ving aan den 13 augustus, ten 5 ure 'snamiddags. Het duurde 48 uren. De toren van St-Nicolaas werd sterk beschadigd en twee jaar later herbouwd zooals wij hooger zegden. Ongelukkig was de herbouwing niet bestemd om veel jaren te trotseeren. In het jaar 1714, omstreeks 10 ure des avonds en den 19 juli, viel de herbouwde toren in, bracht veel nadeel toe aan huizen en kerk en wat nog erger was, vier personen kwamen onder de puinen om het leven. Sedert dien heeft men den toren niet meer herbouwd, zegt de abbé de Mann, wiens abrégé de l'histoire de Bruxelles in 1785 te Brussel gedrukt werd. |
|