Op het kerkhof.
Het lieve kind heeft bloemen geplukt op het kerkhof, dat met hooge boomen beschaduwd is. Bloemen, al groeien zij op de graven, rieken toch lieflijk. Nu echter wil zij heengaan, doch haar oog valt op een hoogen zerk, waarop voor vele eeuwen een vrouwenbeeld werd voorgesteld in eene biddende houding. Wie was de vrouw, die op den zerk is afgebeeld. Gewis eene adelijke dame, die in de pracht leefde op haar ridderlijk kasteel en hier een hemel op aarde had; maar die toch aan het vonnis des doods niet ontsnapte. En nu, wat blijft er van haar over? Waar rust hare asch? Niemand weet het en niets is er van haar te vinden dan die zware steen, die eens haar graf dekte. Het denkbeeld is eenigermate een variante op de schilderij, die in het museum-Wiertz staat en gekend onder den titel van la belle Rosine. Het meisje staart echter niet op eenen grafsteen zoo als hier, maar op een geraamte.