Een hondengeschiedenis.
Eenigen tijd geleden werd er een commissie door het bestuur der Anhalter-spoorwegmaatschappij benoemd, tot het onderzoek van een belangrijke zaak. Een groot expeditiehuis te Berlijn had van een bekenden handelaar inbonden in het buitenland de opdracht gekregen op een aangegeven dag een door dezen verzonden echten mops, die voor een waarde van 300 mark was aangegeven, van het Anhalterstation te halen, hem naar het Oosterstation te vervoeren en van daar aan het adres van een russischen vorst op te zenden. Dien ten gevolge werd dan ook op den bestemden tijd door den chef van het expeditiekantoor een dienstman gezonden, die den in een sierlijk hok gesloten mops in ontvangst nam, hem op een kruiwagen zette en naar het andere station reed. Nauwelijks was hij op het stationsplein aangekomen of mops werd uitermate wild, nam een geweldigen aanloop, sprong met een voor zijn soort ongewone vlugheid tegen de deur van het hok, die open vloog, en nam, eer de verraste dienstman het kon verhinderen, de vlucht in de richting van den Dierentuin. Hier verloor de ongelukkige bewaker, die kar en hok had laten staan om den vluchteling achterna te ijlen, hem uit het oog. Vol vertwijfeling doorkruist hij daarop den dierentuin in alle richtingen, zich zelven ahvragend hoe hij zich uit de klem zou redden. Daar viel zijn oog op een Oogenschijnlijk verdwaalden hond. Een denkbeeld verrees voor zijne geest, dat hij aangreep. ‘Gevonden,’ riep hij uit. Hij lokt den leelijken, gemeenen hond tot zich, steekt dien in het verlaten hok en levert op het kantoor van zijn patroon het ontvangbewijs der directie van het goederenkantoor over betreffende een naar Petersburg verzonden hond.
Hiermeê was evenwel de zaak niet afgeloopen.
Spoedig deed een aan den hondenkoopman gerichte vertwijfelingskreet den telegraafdraad trillen. ‘De gezondene bestond in een viervoeter, die ternauwernood op een hond, laat staan op een mops geleek, wiens ras zelfs voor de ervarenste hondenkenners niet uit te wijzen was en die dus geen cent waard was.’ Nu ontspon zich een lange correspondentie, die uitliep op de afvaardiging van een commissie van onderzoek, voor welke de chef van het expeditiekantoor en de dienstman moesten verschijnen. Hier legde laatstgenoemde een volledige bekentenis af van de reeds boven geschetste gebeurtenis. Niet alleen bij de commissie, maar ook bij den hondenkoopman en den russischen vorst wekte zijn verhaal groote vroolijkheid. De hondenkoopman verzond, zonder verdere vergoeding te eischen, een tweeden mops aan den vorst, en deze behield ook den op zoo zeldzame wijze verkregen verdwaalden viervoeter. En zoo leidt deze vagebond uit de hondenwereld te Berlijn thans een vorstelijk leven.