Een pleizierreisje.
Voor een der rechtbanken te Parijs stond onlangs een huisschilder terecht, die voor de eerste maal en voor zijn pleizier te Parijs gekomen was.
Den dag zijner aankomst werd hij gepakt en achter de tralies gezet en eindelijk kwam zijn zaak voor.
Nauwelijks had de president hem gelast op te staan of met vuur begint hij aldus zijne geschiedenis te vertellen:
‘Wat een aardig pleiziertochtje: Ik kom van Amiens en treed een koffiehuis binnen....’
De president: ‘Ge kunt straks nadere inlichtingen geven.’
De beklaagde: ‘Als u dat genoegen doet, mijnheer! gij zijt wel goed. Het was alleen maar om te zeggen.....’
De president: ‘Erkent ge dat ge twee klappen hebt gegeven aan juffrouw Andelaar.’
De beklaagde: ‘Wie is dat, juffrouw Andelaar?’
De president: ‘De persoon die hier in de getuigenbank zit.’
De beklaagde: ‘Ik heb haar twee! Wat een aardig pleiziertochtje: ‘Ik kom van Amiens, ik geef juffrouw Andelaar, die ik in het geheel niet ken, twee muilpeeren....?’
De president: ‘Zoo, dan herinner gij u dit niet. (Tot de getuige.) Verhaal u dan eens aan de rechtbank om welke reden die man u heeft geslagen.’
De getuige: ‘Och, lieve hemel! om niets. Ik zat in een rijtuig, en wachtte op mijn man. Die man wilde toen in mijn rijtuig gaan zitten. Ik zeide hem: Maar dit rijtuig is niet van u, ga heen! Hij antwoordt: Ja wel, het is wel van mij, en ik zal er in gaan zitten. Ik verzet mij er tegen en toen geeft hij mij twee klappen.’
Wij voegen aan de verklaring der getuige toe, dat de beklaagde, na de twee klappen te hebben toegediend, het rijtuig verliet en den koetsier toevoegde: rijd op!
En de koetsier, in de meening dat het een echtgenoot was, die zijn vrouw op heeterdaad betrapte bij een ongeoorloofde samenkomst en haar een echtelijke bestraffing toegediend had, legde de zweep over de paarden, toen een policieagent op het gegil der dame kwam toeschieten en den man van de oorvegen in verzekerde, bewaring nam.
De president tot den beklaagde: ‘Wat waart ge te Parijs komen doen?’
De beklaagde: ‘Ik was er eenige dagen voor mijn pleizier komen doorbrengen. Ik ben een welgesteld en ordentelijk persoon. Zie hier mijn patent. Wat een aardig pleiziertochtje! Ik kom van Amiens, ik treed een koffiehuis binnen, ik krijg onwillekeurig een klein avontuurtje en men zet mij achter de tralies.... Ik ken de juffrouw in het geheel niet. Ik ken zelfs Parijs niet, daar ik er voor de eerste maal ben gekomen.’
De rechtbank verwijdert zich om te beraadslagen.’
De beklaagde: ‘Wat een aardig pleiziertochtje: Ik kom van Amiens’
De rechtbank veroordeelt den ongelukkigen pleizierreiziger tot een gevangenisstraf van drie maanden wegens zijn vergrijp en tot een boete van vijf franken wegens dronkenschap.