moeder over haar bleek aangezicht zag neerbuigen, herkregen hare doffe oogen op eenmaal een helderen glans en een zucht ontglipte hare kleurlooze lippen. Hare pleegouders waren juist tijdig genoeg gekomen om nog hare laatste afscheidskussen te ontvangen; een half uur later had Therese hare jonge, vrome ziel aan haren Schepper weergegeven, nadat zij nog op den Heiland aan het kruis had gewezen, dat zij in de wasbleeke vingeren klemde en aan hetwelk zij de kracht ontleend had om te sterven en bij hetwelk hare ouders hun troost vinden zouden.
De dood van Therese was als een donderslag voor Anna; zij zonk bewusteloos op de koude zerken der cel ineen.
De smid rukte zich de haren uit het hoofd en wierp woedende, verpletterende blikken om zich heen. Zijne smart uitte zich in uitberstingen van woede gelijk wij reeds van hem leerden kennen. Hij verweet de overste, dat het klooster de oorzaak van den dood zijner dochter geweest was. ‘De verstervingen, die men haar heeft opgelegd, hebben hare gezondheid geknakt,’ sprak hij knarsetandende; ‘zij is alleen ten gevolge van eene onachtzaamheid der ziekeoppasster gestorven!’
‘Beschuldig niemand van den dood van het kind!’ zegde de oude stadsdocter, die het meisje gedurende hare ziekte behandeld had, en nu, over die beschuldiging verontwaardigd, het woord opnam. ‘De kwaal, waaraan uwe dochter gestorven is, droeg zij sinds lang in zich om. In hare kinderjaren moet zij eens een hevigen slag op de borst ontvangen hebben en dat is de oorzaak van haren dood.’
De docter zweeg, maar Jacob stootte een doffen kreet uit en kromde den rug alsof hem plotseling een centenaarslast op het hoofd gevallen ware. Zijn oog ontmoette de oogen van Anna, die onder het spreken van den docter weer tot zich zelve gekomen was. Den strakken en toch van diep medelijden getuigenden blik van zijne vrouw kon hij niet uithouden.
‘Ach, ik ben vervloekt Ik heb mijne dochter vermoord! ik heb mijne dochter vermoord!’ kreet hij, en stormde als een razende uit de cel der ontslapen novice.
‘De arme man!’ merkte een der aanwezige zusters aan, ‘de smart heeft hem waanzinnig gemaakt!’
‘Zijne dochter is een engel,’ sprak de overste;
‘zij zal voor hem bidden.’
Anna lag voor het bed der witte roos neergeknield en snikte hartverscheurend.
Zoodra zij eenigszins tot bedaren gekomen was, gaf zij den wensch te kennen, het lijk harer pleegdochter in Rumpf te mogen begraven en deed hiertoe de noodige stappen. Slechts met groote moeite kon zij hiertoe verlof bekomen; zij ontving dit echter hoofdzakelijk op grond, dat zuster Theresa nog niet ingekleed was geweest. Den ganschen nacht en dag waakte Anna bij het doodbed harer dochter, die tegen den avond gekist werd.
In een lijkwagen, gevolgd door twee zusters, in wier midden moeder Anna ging, werd de doode uit de stad naar Rumpf gevoerd. Aan gene zijde van den Rijn aan de brug werd de treurstoet opgewacht door den pastoor en de koorknapen in rouwgewaad met kruis en banier aan het hoofd der geheele parochie, die de geliefde doode de laatste eer bewijzen wilden. Uit de eerstelingen der meibloemkens hadden de schoolkinderen kransen gevlochten en legden die op de eenvoudig versierde kist. Langzaam trok de plechtige stoet naar de dorpskerk, vanwaar het lijk naar het kerkhof, gelijk moeder Anna het verlangd had, overgebracht en aan den schoot der aarde toevertrouwd werd. Bij het geopende graf verscheen ook Jacob de smid met een geheel ontdaan uiterlijk.
Het laatste gebed was verricht, het laatste lied weggestorven, het graf was verlaten; alleen Anna en Jacob lagen nog biddend en jammerend op den verschen aardheuvel neergeknield.
‘Anna,’ sprak de smid eindelijk met een onvaste stem, terwijl hij zijne vrouw aanzag, ‘Anna, ik ben een groot misdadiger, kunt gij mij vergeven?’
‘Ik heb u vergeven, Jacob, op dien dag, dat gij rouwmoedig en gebeterd tot mij kwaamt, toen ik uwe liefde terugvond,’ antwoordde de goedhartige vrouw.
‘Ik dank u, Anna, ik dank u!’ sprak hij en drukte haar zenuwachtig de hand. ‘In den verloopen nacht dacht ik van hartzeer te zullen sterven.’
‘Hoe sterven? Neen, gij zult niet sterven, gij zult leven om met mij degene die daaronder ligt te beweenen.’
Van al de dorpelingen, die Therese's zielloos overschot grafwaarts vergezeld hadden, was er een op eenige passen afstands blijven staan, die thans naderbij kwam.
‘Ook ik zal Therese met u beweenen!’ sprak hij.
‘Ach! zijt gij daar, Koenraad?’ zegde Anna en bood den bleeken jonkman de hand. ‘Gij hebt haar ook innig lief gehad, Koenraad, ik weet het.’
‘Meer dan mijn leven!’ bevestigde de jonkman. ‘Ik leg hier aan haar graf de plechtige gelofte af, dat ik nooit zal trouwen. Aan haar hing mijn geheele hart; ik zal haar aandenken in eere houden.’
De geëerde lezer denkt gewis en niet ten onrechte: de geschiedenis kan nu toch niet uit zijn, want wij moeten eerst nog weten, wie Therese eigenlijk geweest is en hoe het met hare ouders gegaan is.
Van de ouders, die het kind te vinden gelegd hadden, heeft men nooit meer iets vernomen. Er hield nog menige reiskoets voor ‘de Zon’ stil, welke op die van anno twee en zestig geleek, maar de rechte was het toch niet. Het waren toenmaals in Noordduitschland en Oostenrijk woelige tijden en men kon veronderstellen, dat de ouders, die uit Noordduitschland waren, gelijk Jacob beweerde, veel in de wereld omgezworven hadden, of in den oorlog omgekomen waren, of dat hunne bezittingen verbrand waren enz. Gelijk gezegd, wat van de ouders van Therese gewordèn is, is den geschiedschrijver tot op den huidigen dag onbekend gebleven. Zooveel heeft de rentmeester van het klooster uitgevorscht, dat het handelshuis, waarvan hij gewoonlijk de gelden voor Jacob ontving, door ongelukkige ondernemingen ten gronde gegaan was en wellicht reeds lang in het vooruitzicht van een val, ook deze geldsommen, hoe onbeduidend zij ook waren, tot speculatiën verbruikt had. De smid had de honderd gulden kostgeld niet meer noodig, want een half jaar na Therese's dood stierf hij. De wroeging over den slag, dien hij Therese had toegebracht en de oorzaak van haar dood geweest was, voerde hem ten grave. Anna stond nu alleen op de wereld. Haar leven bracht zij verder door met het naaien van kleedingstukken voor de behoeftigen van het dorp, tot zij de geliefden, die haar voorafgegaan waren, vijf jaren later volgde.