Kinderspeelgoed.
In deze dagen nu er zooveel speelgoed gekocht wordt, om weldra vernield en gebroken te worden, vraagt men zich misschien wel eens af waar dat goedje toch wel gemaakt wordt. Het meeste kinderspeelgoed komt uit Duitschland, doch ook Frankrijk levert er eene aanzienlijke hoeveelheid.
In Duitschland is het eene nijverheid, die in de dorpen, in den hoek van den haard, wordt beoefend, en zonderling genoeg één huisgezin maakt ook maar één soort van voorwerpen, zoodat de koopliên of fabriekanten, die deze laatsten komen opkoopen, in de andere huizen de overige gedeelten moeten koopen om het geheel saêm te stellen, of beter gezegd om eene doos te vormen.
Hier maakt men bijv herten, daar schapen, ginder koeien, of wat er tot eene doos met de ark van Noë, een zwitsersch dorp of eene menagerie behoort. Door dat men altijd hetzelfde snijdt, wordt men bijzonder handig in dat werk. Men maakt in een omzien, en nadat het door drie of vier handen is gegaan, een schaap, ook een soldaatje of welke figuur dan ook. Deze heeft het diertje gekloven, die heeft het wat meer vorm gegeven, een derde maakt den staart en de ooren - en dat alles gaat met eene vlugheid van de hand, die verwonderlijk is.
De verdiensten van die menschen zijn zeer klein; wel is waar vinden die onbeduidende voorwerpen een grooten aftrek, maar ze zijn zóó goedkoop dat er schier niets aan kan verdiend worden.
Welke voorwerpen in den speelgoedwinkel dan ook worden veelal door kunstelooze handen gemaakt. Hier maakt men violen, daar fluiten, ginder geweeren, sabels, kanons, enz. De militaire voorwerpen vinden onder de jeugd altijd het meeste aftrek, als ook wilde beesten: leeuwen, oliefanten en tiegers.