Meiboomfeest.
In een opstel over dit nog voortlevend feest, vinden wij het volgende:
Nadat het Kristendom zich in de landen van Midden-Europa had uitgebreid, werd het kruis meermalen bij den Meiboom vergeleken en in den boom eene allegorie van den Verlosser en de Maagd Maria, aan wie de Kerk later de Meimaand wijdde, gezien.
Bij de oude Asceten, de mystische dichters der XIIIe eeuw, vooral bij Henr. Suso, vinden wij herhaaldelijk vergelijkingen die ons tevens doen vermoeden, dat het Meifeest meer of minder een godsdienstig karakter had, zeer verklaarbaar in tijden, waarin het godsdienstig en maatschappelijk leven zoo nauw met elkander verbonden waren. De voorstelling van het kruis, van den Verlosser en van Maria als Meiboom, vinden wij b.v. in het volgende:
Die meie, die is al bi den wech gheset
Op eenen berch, die staet also hoghe,
Om dat een ieghelyc sonde, sonder let,
Den soeten cruicen mei aenschouwen moghen.
Nu staen des meien tacken uitghespreit
Ende bloeijen schoon ghelyc rode rosen.
So wie syn sonden hier beschreit,
Onder desen boom sal hi hem verposen.
Recht opghewassen is dat edel grein,
Ende is gheplant in also diepen dale,
Dat is Maria, die suiver maghet rein;
Van minnen so straf de fiere nachtegale.
Zoo is de vergelijking van Kristus bij den Meiboom nog duidelijker in:
Die ghinc al op aertricke,
Hi leet daer menighen spot,
Die ga aen Christus hant!
Hi henct daer aen den cruce,
Daer hem die minne toe dwanc.
De vergelijking van den Meiboom met het kruis is op sommige plaatsen diep bij het volk doorgedrongen; zoo diep, dat de lieden aan den Meiboom, dien zij plantten, de werktuigen hingen, die bij het lijden en den dood van Kristus waren gebruikt.