men weinig voordeel behaalt. Hoe toch kan men eene ruime eieropbrengst verwachten van hoenders, die vijf, zes en soms meer jaren oud zijn? En toch treft men niet zelden zulke oude matronen op een erf aan. En wien kan het verwonderen dat men vaak zulke nietige, ellendig uitziende hoenders bemerkt, als men weet dat slechts uit denzelfden stam wordt voortgekweekt, zoodat bij een nieuw geslacht de goede eigenschappen meer verloren gaan en de gebreken in stijgende verhouding toenemen.
In de groote steden, waar men nauwelijks over eenige vierkante meters vrije ruimte kan beschikken, waar de hoogte der huizen de zon belet hare stralen in te schieten en waar nimmer de frissche lucht kan doorspelen, behoeft men zekerlijk geen kippen te houden voor het voordeel; maar zoodra men een klein tuintje of een vrij ruwe binnenplaats met zon en frissche lucht heeft, zullen eenige hoenders, zoo al geen feitelijk voordeel, dan toch genoegen en vermaak geven en ook daardoor nut aanbrengen.
Bij passende ruimte, goede en verstandige verpleging en voldoende kennis, op studie en ervaring gebouwd, kan en moet de hoenderteelt voordeel opleveren en zal zij veel kunnen bijdragen tot de algemeene volkswelvaart.
In geen andere landen van Europa wordt de hoenderteelt op groote schaal gedreven dan in Frankrijk en Italië, en het voordeel en de rijkdommen, die daardoor aan het volk ten deel vallen, zijn buitengewoon. De hoenderteelt heeft in Frankrijk zulke groote verhoudingen verkregen, dat er niet alleen geen eieren worden ingevoerd, maar dat er jaarlijks voor millioenen francs worden uitgevoerd, en die uitvoer neemt van jaar tot jaar toe.
In 1850 vertegenwoordigde de uitvoer van eieren eene waarde van nog geen acht millioen francs. Vier jaar later, in 1866, was die waarde reeds tot 12 millioen gestegen en in 1879 bedroeg de eieruitvoer reeds de enorme som van 160 millioen francs. En dat nog maar alleen voor eieren: hoeveel millioenen zal men er nog aan toe moeten voegen voor den uitvoer van geslacht gevogelt, om niet eens te spreken van den handel in levend pluimgedierte, rashoenders, enz.
Is de uitvoer in Frankrijk groot, niet minder aanzienlijk is de verkoop voor eigen comsumptie. In 1880 kwamen aan de Halles centrales te Parijs 300 millioen eieren en 15 millioen stuks gemest pluimvee te markt, tot eene gezamentlijke waarde van 80 millioen francs. Hoe groot zal het verbruik wel zijn, als men het van het gansche land berekent?
Op de markt te Houdan wordt jaarlijks voor 1920.000 fr. aan vet pluimgedierte verkocht; dit maakt 160.000 francs per maand en 40.000 per week. De handel in leghennen en kuikens is evenzeer buitengewoon groot. Op de markt van Houdan werden van den 21 mei 1881 tot den 13 mei van het volgend jaar, dus op 52 marktdagen, 411.130 stuks pluimvee verkocht. Gemiddeld bracht elk dier van 5 tot 6 fr. 50 c. op, wat dus eene som van 2.125.275 francs per jaar geeft; bovendien berekent men dat elke week nog 1500 stuks door de kweekers aan huis verkocht worden. Deze 1500 stuks aan 5 fr. berekend, geven nog 300.000 fr. De markt van niet gemeste hoenders bracht 720.700 fr. op, zoodat men alleen voor Houdan en omstreken tot eene jaarlijksche opbrengst van 3.401.265 fr. komt. Natuurlijk is hier niet in begrepen de waarde van de hoenders en eieren, die voor eigen gebruik zijn gehouden, noch die van de veeren en de mest, die zeker ook nog al vrij aanzienlijk zal zijn.
En Houdan, ofschoon een der voornaamste, is toch lang niet de eenige plaats in Frankrijk, waaf de hoenderteelt tot zulke aanzienlijke handelsresultaten voert. Espanet befekent dat Frankrijk bijna 48 millioen hoenders bergt, die 6752 millioen eieren leveren, die eene waarde hebben van 235 millioen guldens - natuurlijk is de werkelijke waarde veel hooger, daar een groot getal eieren uitgebroeid en als hoenders en poularden gemest en verkocht worden. Als men nu bedenkt, dat deze hoenders bijna alleen door kleine landlieden en burgers gehouden worden, van welke de opkoopers ze overnemen, dan zal men moeten toestemmen, dat hoenderteelt wel degelijk eene bron van volkswelvaart kan zijn.
Minder groot dan in Frankrijk, maar toch altijd zeer aanzienlijk, is de opbrengst in Italië. Jaarlijks worden er millioenen uitgevoerd en een groot gedeelte daarvan komt in Nederland.
Wij voegen hier nog bij, dat voor weinige jaren de eierproductie in Italië van weinig belang was en dat vooral op aansporing van de firma Cerio (die in 1881, 2.485.500 kilogram eieren uitvoerde) de italiaansche landlieden zich op de hoenderteelt hebben toegelegd. Men ziet met welk schitterend gevolg. Werd nu in Nederland de hoenderteelt op rationeele wijze gedreven, zoodat het land in zijne eigen behoefte aan eieren kon voorzien, dan zouden de tonnen gouds die naar Italië gaan, in het land blijven en in geene geringe mate de volkswelvaart verhoogen.
Duitschland heeft dit sedert lang reeds ingezien en van alle kanten is men daar aan 't werk om den hoenderstapel te vergrooten, de kennis der hoenderteelt te verspreiden en algemeener te maken, om zoo aan de welvaart van het volk mee te werken.
Lewis Wright zegt in zijn werk lllustrated Book of Poultry, dat hoendervleesch het goedkoopste dierlijk voedsel voor het volk is, en ik geloof den engelschen schrijver gaarne op het woord. Daar, waar men over veel ruimte te beschikken heeft, zoodat de hoenders den ganschen dag losloopen en hun eigen voedsel kunnen zoeken, of slechts een kleine toegift van graan en afval uit keuken en huis vragen, kan men zeker geen goedkooper en smakelijker dierlijk voedsel bekomen dan in het vleesch en de eieren vari hoenders.