Een briefdrager in de landes.
In het zuidwestelijk gedeelte van Frankrijk, langs de kusten van de monding der Adour tot aan de Gironde, strekken zich de dorre heivlakten uit, welke een les landes noemt en die, evenals onze Kempen, meer dan eenen dichter treffende beschrijvingen hebben in de pen gelegd. Die overgroote vlakten leveren voor den reiziger meer dan een gevaar op, omdat de bodem er moerassig is en de bewoners er zeer zeldzaam zijn.
In den winter is een groot deel van deze landes een wezenlijk Siberië; in het voorjaar schiet een deel derzelve onder water en levert het aanzicht op van een uitgestrekt meir, dat ver gelegen zandheuvels of duinen tot grens heeft.
De bewoners van deze vlakten hebben de gewoonten aangenomen op stelten te loopen. De stelten zijn daar eene noodzakelijkheid, en de gewoonte heeft er de bewoners zoo eigen mee doen worden dat zij er een bewonderenswaardig snel gebruik van weten te maken.
Niet alleen loopt hij, die eene reis in den omtrek moet doen, op stelten, maar de herders hoeden het vee op stelten, de jager loopt op stelten en de briefdrager pikkelt met eene verwonderlijke snelheid op stelten over de vlakte heen om de brieven, die voor de daar wonende Robinson's Crusoe bestemd zijn, ter hand te stellen.
Die briefdragers zijn gekleed in een blauwen. kiel met rooden kraag, blauwe klak met rooden band. Onze gravuur stelt een dergelijken post bediende voor, op het oogenblik dat hij eenen brief aan eenen schaapherder overhandigt, die er ook tamelijk primitief uitziet in zijnen schapenvacht.
De herder vergroot het evenwicht op zijne stelten door een derde houten been, of beter gezegd stok. Op zijne stelten voortgaande breit hij of doct hij eenig ander handwerk, en dit zoo vrij als wij, die ons met onze beenen vergenoegen.