[Nummer 6]
Onze gravures.
Het koninklijk salon in de koloniale afdeeling te Amsterdam.
Aller oog is tegenwoordig op Amsterdam gevestigd en wij geven dan ook enkele gravuren, die op de tentoonstelling betrekking hebben. Zeker is het dat de ieverzucht van Antwerpen is opgewekt en dat ook deze groote koopstad in 1885 hare tentoonstelling hebben zal.
De zaal, die onze gravuur vandaag voorstelt, is die welke voor den koning bestemd is. Het is als de eerezaal van het gebouw en draagt een oostersch karakter. De fontein, die te midden in de zaal wordt opgemerkt, zendt klaterend haar water opwaarts en verspreidt een aangename frischheid in de vertrekken.
het koninklijk salon in de kolontale afdeeling te amsterdam.
Aan de muren hangen schilderstukken van Raden Saleh, een javaanschen schilder, die in Europa zijne studiën deed en later naar zijn paradijs-achtig vaderland terugkeerde, om er modellen en gezichten in zijne eigen natuur op te sporen en weer te geven.
Er is in die landschappen en dierenstukken onmiskenbaar talent te vinden, doch op kleur en uitvoering is dikwijls meer dan eene opmerking te maken. Aan den wand staat de beeltenis des kunstenaars, in was vervaardigd, die men zegt zeer gelijkend te zijn.
De lekkere divans langs de muren geplaatst, noodigen u tot rusten uit; de pracht en de rijkdom van het geheel houdt u daar geruimen tijd geboeid.
Rechts op de gravuur ziet men een ander, keurig, doch kleiner vertrek. De zware koord, die langs de pilasters gehangen is, zegt u dat daar ‘verboden toegang’ aangeteekend werd. De portieren zijn echter open en men kan zeer gemakkelijk de pracht van dit vertrek bewonderen.
Dit laatste is bijzonder aan den koning en zijne familie voorbehouden. Het is versierd met een wezenlijken schat van curiositeiten, merkwaardigheden en kunstvoorwerpen, altemaaal voortkomstig uit het prachtige paradijs, uit dat wonderland dat men Insulinde noemt. Tusschen al die weelde prijken de portretten van HH. MM.
Wij spraken hooger van den kunstschilder Raden Saleh: een onzer kunstvrienden, Mr. Banck, bezocht op zijne reize door Batavia, den Javaan in zijn atelier en richtte hem de volgende regelen toe:
Ik zing ter eere van een vorst!
Een vorst door adel van geboort,